Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 151(2006)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 362] [p. 362] Sybren Polet Gedichten Avatar. Avader Het zoeken en vinden van de verloren tijd: hier! Hier huist zij, in de dingen en in hem, even invoelbaar als formule 1. Rondneuzende gelukzoekers, tijdzoekers. Zwerfbeelden. Zelfs de stenen stralen geestkracht uit. En de mensen? Alleen op afstand verdwijnen ze elkaar. Fantoomdoders. Dus: Om de dag leven en sterven. Verloren herinneringen hervonden - van ver voor de oorsprong na een blik in spiegelogen. Van oorsprong naar oversprong. * Versteende tweelingfoetus geïmplanteerd en pas dertig jaar later geboren. Jij, je hebt je oorsprong gefantaseerd: wat volgde werd ál reëler en levensechter, werkelijkheid vol goedgelijkend niets. Toekomstherinneringen, hartverwarmende, als in de derde helft van de spiegel of doorkijkspiegel. * En het is als gelukzalig wandelen in het Eden van een herbarium. Lokvogels. Bomen in blijde verwachting. Experimentele travestietrozen. [pagina 363] [p. 363] En wij opnieuw verliefd (Waar komen al die navelloze schepseltjes toch vandaan?) - de homo habilislippen tegen elkaar - de eenpersoons- lichamen bijna huidloos en spiegelloos. * Een bonobovingerige dageraad. Herziene zwerfbeelden, helderziend van de vreemde kleuren. Laat hem tussen de luchtbeesten grazen, zich verslikken in wind en licht en zich verzadigen aan awater, hij avatar, avader. [pagina 364] [p. 364] De nanaam. Anoniem Ein ding und nit ein ding. Angelus Silesius Ieder de vrije ruimte ter grootte van één lichaam. Alle gebeuren aan deze zijde (gene zijde is met) en dat is voldoende plus leegte en leegte , alles plusminus (aan déze zijde). Medehistorische memen (van voortijd tot (on)voorspelbare natijd). (Tij en ontij.) Nooit uitgespeeld (buiten het speelveld binnen het speelveld): wij, eeuwige premiejagers, prehistorische azers op microwild. Zijn speels kinderrijk hoofd tolt rond de aarde. Zijn zon. Hoofd, sta stil! Stil! Verstild, zelf het onzegbare zeggen (de naam voorbij laten gaan) (de afdoende naam). Stemmen! Stemmen! (Instemmen. Meestemmen. Afstemmen.) Alles in naam van de nanaam. Anoniem. [pagina 365] [p. 365] Aftalig Ik word ál alfabeter. Correspondent. De taal overdadig welvoeglijk, weldadig aftalig, vol middelpuntvliedende gemoedsgesteldheden, ontbonden zwaartekrachten. Ik raak ál vervreemder van tijd & getallen, ik tel & vertel, zeg & ontzeg en het is als zich verliezen in de oneindigheid van eindige getallen: je raakt al ziende uit zicht van jezelf en eerlijk gezegd, je verlangt zelfs naar het analfabete, de taal van microscopisch kleine verhalen en bijna onmerkbare vóórgevoelens. In mijn hoofden verbleken zienderogen de binnenwitters. En langzaam word ook ik weer geheel virtueel. [pagina 366] [p. 366] Kom van die ondergrondse berg af Ik hurk boven een gat in de grond en verricht mijn menselijkheid. Grondeloos omphalos. Engelen kruipen als maden uit de grond. Onderaardse melkwegen van stervende sterren waaronder zich hoorbare oorlogen voltrekken. Je darmen kraaien driemaal. Bovengronds, de oerangst van de wedergeboren orang-oetan. Lekenspelen uitgebeeld in dodemansproza onder een zelfrepeterende regen. Versplinterde verte overal verspreid als gitkristallen. Blindganger die driemaal kraait. Echo zonder charisma. Wacht nog een wijle voor we gaan rouwen. [pagina 367] [p. 367] Handliefde Mijn dame is gehuld in mooi. Soms zijn we bijna onzichtbaar. Allemanswit, in ons en elders. Maar meestal zijn wij zeer mededeelzaam en strelen elkander zichtbaar, verwijlend in een wijwereld vol handliefde. En het is of je met voorzichtige vingers een levenskrachtige zieke boetseert. Hartstochtelijke bijna-doodkussen, eindeloze, eindeloze. Allemanswit. Niemandswit. (1+1 is oneindig.) Eeuwig huist in ogenblik. : Om ons de rondcirkelende winden. Maanwater, :: Wij voelen ons tevreden over ons hele lichaam. Vorige Volgende