Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 150(2005)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 861] [p. 861] Onno Kosters Gedichten Naar Tilburg In de hete trein die dag is hij de enige die niet belt. (Hij heeft hier geen bereik en er zijn geen nieuwe berichten.) (Hoofdmenu - echoput. Ringtones.) (Krijgen die kids toch nog een stukje klassieke muziek mee.) Nooit meer stil is het in de coupé. Hij trekt zijn kop in, schildpad mag ik oversteken. Het meisje tegenover hem lijkt vijftien maar leest tussen gesprekken en sms'jes door Inleiding Nederlands Recht en haar buikje piept, lief ballonnetje, onder haar truitje uit. Sereen is het woord niet voor de blik op haar gezicht. Allesoverziend in retrospectief. Haar vreemdheid is hem vertrouwd, haar huid. (Hij heeft hier geen bereik en er zijn geen nieuwe berichten.) Zijn ontvankelijkheid is echter, kristalhelderder dan pas gewassen glas. Waarin regenbogen strijken, zebra mag ik oversteken. Waarop druppels stáán. Daar onder dat dekschild dat de buitenwereld tegen hem [pagina 862] [p. 862] in bescherming neemt. Tegen hem inneemt. Onder dekking van de nacht: een recce van zichzelf. Under cover. Gespannen: zijn huid zit hem als gegoten, als naar binnen gegoten: als lood. (Hij heeft hier geen bereik en er zijn geen nieuwe berichten.) Hij moet er kortom nodig eens even helemaal uit. Maar de intercity hobbelt met twintig kilometer per uur achter een goederentrein aan. [pagina 863] [p. 863] De boot De ramen zijn in dit oud woonhuis hoger dan gebruikelijk in de voorgevel geplaatst, zodat wanneer je hier naar buiten kijkt, over de rand van je bloedeigen vergetelheid, je oog niet anders dan schuin omhoog naar peppelkruin en straatlamp reikt, stilleven dat staat boven de dampende, zwarte aarde onder al dit groen, je vanachter een patrijspoort naar boven blikt, op je één-na-laatste ademteug, zinkende naar boven zwemt, je kop stotend aan sloten, grendels, gewassen pantserglas, klinknagels en vleugelmoeren, je haren wiegend in de onderwaterwind, je handen zonder horen piepend langs het glas, je naar beneden stijgt, nature morte schuin omhoog uit de onderbuik van dit jouw schip, mijn lief, mijn lief, ja had nou maar je werk ook zélf in MoMA uitgestald, dan deed het er, eenmaal gesnapt, geen moer meer toe dat wat je voor je zag in deze lijst schuin boven dit oud woonhuis stond. Trompe-l'oeil met de dampende, zwarte aarde onder al dit groen. Vorige Volgende