Didi de Paris
‘Van alle dierengeluiden lijkt het Nederlands nog het meest op een taal en ook dan nog vind ik dat niet aardig tegenover de dieren’, stelde NAVO-secretaris Jozef Luns tegenover de Amerikaanse president Nixon.
Ik weet niet of de personen, voorwerpen en organisaties na 150 jaar nog in staat zijn een belletje te doen rinkelen. Misschien kan iemand de anekdote nalezen bij W.F. Hermans. De microfoon stond nog open. (Amerikanen registreren overal altijd alles.) Al wie het ongeluk heeft zich Luns te herinneren, moet toegeven dat de man klonk als een walrus met keelkanker.
Vreemde tijden waren het: hopeloos, maar niet ernstig. Lang was Kerk & Leven het grootste blad. Lag in elke huiskamer. Niemand las het. Tot het werd ingehaald door een Christian van Thillo-fusie van DM, HLN + FET.
En toen werd alles opgeslokt door PCM - een zwarte ster, kwaadaardiger dan de komeet van Halley. Het was niets. Elk persorgaan was slechts een filiaal van de Interstellaire Liga voor Ditjes & Datjes.
In 1972 stelde Harry Mulisch in De toekomst van gisteren dat de persvrijheid zich beperkte tot de vrije ruimte op de achterkant van advertenties. Hij vroeg zich af hoe Europa eruit zou zien als de nazi's de oorlog hadden gewonnen. Het antwoord kwam overeen met de maatschappij waarin wij nu leven.
Ik neem een bierviltje. Beide kanten zijn bedrukt met advertenties.
Dat er over 150 jaar nog iemand zal zijn om deze tekst te lezen beschouw ik als een ernstig geval van fictie. Toch zeg ik: prijs je gelukkig dat deze klotetijd voorbij is.