Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 150
(2005)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 421]
| |
[pagina 422]
| |
Met gespitste oren en een
averseel oog
tegen het landschap
(perzikhuidig geneurie in poederlicht)
aan gaan staan.
Ontegenzeglijk;
er ligt iets in.
Het valt te ruiken.
Het ligt er wezenloos doch aanwezig.
Misschien de geur van na een leven.
Misschien leeft het nog steeds,
en is het een lucht in het wilde weg,
een reukvlag om hulp,
om handen, om
behoedzaamheid in die handen, om
de adem van een ander,
in plaats van steeds maar
die adem van zichzelf,
waar niet van af te komen valt.
de geur van de eigen adem,
van het eigen lichaam,
nog steeds...
Elma van Haren
Schrijvers digitaal
|
|