bastaardij zit hem in het detail: de brievenbus, het hek voor het kelderraam, het glas-in-loodvenster boven de voordeur, de klink van die voordeur. De verbijsterende verscheidenheid van de binnenkant laat ik hier onbesproken. De gevel van mijn eigen huis bevat neogotiek, classicisme, art nouveau, neorenaissance en de anonieme stijl die honderd jaar geleden in België algemeen verspreid was. Principiële bastaardij. Dit wil zeggen, een doodgewoon Brussels huis. Maar zoals die honderden en honderden andere Brusselse huizen is het een onderdeeltje van een subliem mozaïek waaraan het oog zich kan laven zonder er ooit genoeg van te krijgen.
De Brusselse huizen zijn, allemaal samen genomen, de metafoor van Brussels menselijkheid. Naast elkaar bestaan, zich niet storen aan de verschillen, wel integendeel, combinaties die bij een eerste beschouwing het woord onmogelijk oproepen, in imaginaire stapelingen die, ondanks hun wankele evenwicht, toch overeind blijven.
De talen van Brussel vertakken zich, levenskrachtige vuiligheid gelijk, hoe oud ze ook zijn. In het Brusselse Brabants zoals het vandaag wordt gesproken, is de middeleeuwse herkomst moeiteloos aanwijsbaar. De talen van Brussel worden, nu fruitbomen gelijk, zelfs geënt op elkaars stam. Appels, peren, kersen en exotische abrikozensoorten glanzen aan één kruin. Of als ik mag refereren aan het woord taalmachine: Brussel doet aan hypermoderne taalproductie, geheel op maat van de persoonlijkheid van de klant, geheel geïndividualiseerd, zo lees je het in reclamefolders, en toch onmiddellijk herkenbaar als Brussels.
Het is daarom verbazend dat de taalmachine geen verhalenmachine is. Neem nu Praag, een stad van vergelijkbare omvang. Praag heeft de wereld twee onvervangbare begrippen geschonken: Švejk en het kafkaiaanse. Ik kan een reeks auteurs van formaat zelfs buiten beschouwing laten, Seifert, Holan, laten we Rilke niet vergeten. Ik hoef Hrabals verhalenmachine niet eens te starten. Een café als Slavia, waar je geen suiker door je koffie roert maar verzen die daar geschreven werden, één enkel café als Slavia, Brussel heeft het niet. Ooit bestond Sésino, het is gesloopt. Wel schreef Multatuli Max Havelaar in Brussel, maar de handeling speelt zich af in Amsterdam en in de Oost.
Ik kies met opzet niet de grootste steden: Joyce wees het onaanzienlijke Dublin een helder verlichte plaats in het duister van de twintigste eeuw, voor altijd is er het Ferrara van Bassani, het Stockholm van Strindberg, Lübeck is ondenkbaar zonder Thomas Mann, het Danzig van Günter Grass heeft allang een andere naam en een andere taal, maar het blijft. Het Brussel van deze of gene schrijver bestaat niet. Zelfs Michel de Ghelderode, een zeer grote meneer, heeft Brussel niet tot woorden