Berichten
Grensgeval
‘Halt. U komt er niet door.’
‘Dat meent u niet! U bent al de derde vandaag.’
‘'t Zijn ijzeren tijden.’
‘De tijden kunnen mijn rug op.’
‘Wat niet wegneemt dat u niet door mag. Er zit al volk genoeg.’
‘Waar?’
‘Daar’, zei de wachter en hij wees achter zich.
‘En waarom mag ik er niet bij?’
‘Omdat dit de grens is.’
‘Grenzen zijn verzonnen.’
‘Deze niet.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik hier sta.’
‘Bent u een bareel?’
‘Dit is de armoedegrens. Alleen de allerlaagste inkomens mogen erin.’
‘Ik ben op zoek naar iemand.’
‘Dat wil ik best geloven. Wij zijn allemaal op zoek naar iemand.’
‘Het is echt waar belangrijk. Ik moet die mens vinden.’
‘Sorry jongejuffrouw, maar ik ben hier niet voor mijn plezier geposteerd. Wie geen bewijs van armoe kan voorleggen, komt er niet in. En van een guest-list hebben we hier nog nooit gehoord. De tent is vol, we kunnen er niemand meer bij hebben. Bevel van de patron.’
‘Maar ik kom iemand halen.’
‘Die kennen we. En als u eenmaal binnen bent, gaat u zich binnen de kortste keren nestelen.’
‘Hoe kan ik in godsnaam mijn armoe bewijzen?’
‘Heeft u geld op zak?’
‘Nee.’
‘Dat wil niets zeggen, u kan liegen of uw centen in het buitenland hebben zitten. Wij leggen strikte normen aan, ziet u. Wie geen vijftig procent onder het gemiddelde zit, mag niet over. En u draagt een oorbel, zie ik. Mooie oorbel.’
‘Heb ik gekregen.’
‘Maar niet verder verkocht.’
‘Dat ziet ge van hier.’
‘Maar u bent wel zo kaal als een rat, zegt u. Waar denkt u vannacht te gaan slapen?’