[2002/4]
Beste lezers,
‘De verrijzenis der antieken’, zo luidde de werktitel van deze aflevering, die gepresenteerd zal worden tijdens het Vlaams-Nederlands Theaterfestival en handelt over de nieuwe hype in het actuele Nederlandstalige theater, om Grieks-Latijns materiaal te bewerken. Uiteindelijk kozen samenstellers Johan Reyniers en Marianne van Kerkhoven voor een citaat uit Het huis van Labdakos (1977) van Hugo Claus: ‘De grote Oedipus-schreeuw. Ja, die van 2000 jaar theater’. Overigens bewerkte Claus reeds in 1971 Seneca's Oedipus op de wijze van Antonin Artauds ‘théâtre de la cruauté’.
In een bericht vertelt Johan Reyniers iets over de redenen waarom hij deze aflevering van DWB wou maken.
1. | Hij heeft het over zijn eeuwige fascinatie voor de wijze waarop Heiner Müller Grieks-Latijnse thema's en teksten verwerkt. Volgens Luk van den Dries kunnen Müllers adaptaties van klassieke stof beschouwd worden als een kritiek op de cynische rede. ‘Niet het gebrek aan rede zorgt voor de zelfvernietiging, juist het teveel ervan leidt tot de catastrofe waar de mensheid zich willens en wetens in stort.’ Bij Müller vind je het verdoemde schaakspel van de ratio bijvoorbeeld in de Medea-commentaren. Toeval of niet, maar recentelijk werden we in ons taalgebied geconfronteerd met drie Medea-bewerkingen: Mamma Medea van Tom Lanoye (Het Toneelhuis), Betonliebe + Fleischkrieg Medeia van Jan Decorte (Kaaitheater) en Mind the Gap van Stefan Hertmans (Kaaitheater en Toneelgroep Amsterdam), de eerste twee naar Euripides. |
2. | Reyniers heeft ook genoteerd dat Jan Ritsema naar eigen zeggen slechts twee stukken heeft: Hamlet en Oedipus. Nu is er over Oedipus heel wat te doen in dit DWB-nummer. Volgens Ritsema is Oedipus niet het slachtoffer van het blinde noodlot, want dan had hij hoe dan ook geen moord gepleegd, omdat hem was voorspeld dat hij zijn vader
|