| |
| |
| |
Stefan Hertmans
Het kleine museum
| |
| |
Aardappelen
Vincent van Gogh
We waren dit aan de grond verplicht.
Ik liep je na, jij met het kind,
Ik met twee harken en een wintervinger.
Het schemerde nog lang na op het veld.
Je hield je blauwe handen voor je buik gekneld,
Een klomp die op de akker cysten schoot
Terwijl het roepen uit de verre hoeven
Modder vulde een holle weg
Tot bij de overvolle mond waar jij,
Tot spreken toe gevild, me over
Maaltijd sprak, een ogenblik van aarde.
En ik vergaarde ons zorgvuldig
Zodat het groeien uit het kind
| |
| |
| |
Aardbei
Hiëronymus Bosch
De vruchten van het paradijs
zijn zwaarder dan het zuchten
Je maakt suiker uit licht;
Pers je de duisternis van bloed.
De pit die in de bessen zit
Is van je kwade kanten nog de zoetste.
Je bent van elke beet de schaarste.
| |
| |
| |
Adelaar
Katsushika Hokusai
Ik vlieg pas als de bliksem van
De schilder mij wil vangen.
Ik wil zijn klauwen niet -
Versteende zoenen van twee messen
Die ik in ruil kreeg voor een navel.
Ik ben de vaag bijeengeveegde veren
Van een volmaakt gevangen plooi.
Ik vreet de dingen die een schilder
Mooi wil noemen met het roemen
Van zijn weer ontsnapte prooi.
| |
| |
| |
Appels
F.C. van Dyck
We liggen in het duister van een doek.
We zijn de lampen van verbeelding.
We slapen ons een Eden in een hoek,
Ontbijt dat de voltooiing biedt
We pronken met het blaadje aan de steel,
We wachten in een rondte, geel ogen we
Tegen het koper van de schaal.
Hoe grijpt dit leven rond ons allemaal -
| |
| |
| |
Arm
Pablo Picasso
Wijs hen de weg die in het
De herders die de kudde dreven,
Naar een einder van gelaat.
‘Zij spoelden zich in branding,
Gooiden het linnen in de manden,
Vonden hem slapend op het strand.’
De hand wijst nog geen uitweg aan.
Wij zullen langzaam moeten gaan.
| |
| |
| |
Asperges
Edouard Manet
Meisjeswater was, geurig en jong,
Maar ik dacht aan de oude dichter
Het buikje van een engel.
In voorjaar, met wat peterselie
En wat ei dat brokkelt in het geel,
Mijn vingers knellen in het pak.
Een man zet naast mijn ruw geschilde huid
Ik ben de dame, jij mijn jonge Heer.
De blik die uit je ogen vloeit
| |
| |
| |
Auto
Edward Hopper
Hij zegt het met zijn mond vol kruim,
Hij wijst achter zijn rug met een vroegwijze duim.
Hij klimt op mij zoals zijn moeder het soms doet.
De hoek om is het landschap,
De truck die niet zal branden.
De huizen zijn van koekenbrood.
Een Chrysler en een Dodge.
Hij lacht en pist mijn benen warm.
| |
| |
| |
Autowegen
Wayne Thiebaud
Ik zag spiralen in de hel,
De weg deed gauw zijn benen dicht.
Die zwaai voorbij de afrit in de schaduw,
Waar nog een oude ets begint,
Daar zouden we beginnen leven.
Je huid zal glimmen als de wielen,
Zwart is de uitlaat van de zielen.
Kijk uit, we rijden nog onszelf voorbij.
| |
| |
| |
Baard
Albrecht Dürer
Elke haar rust op een plaatje.
Iets als een vruchtbaar beursje
Wordt straks doorgeknipt,
Een zwijgen wordt verzilverd
Met de lichtbaard van profeten.
Wij, die nog moeten spreken,
Hun dichtgeverfde stilte breken.
| |
| |
| |
Baby
Georges de La Tour
Lichamen zijn doorschijnend in het laatste licht.
Het avonduur verkleint de wereld tot wat
Binnen handbereik het oog verblijdt,
Wat scherper dan tevoren,
Maar dat komt door het horen
Van gedachten in een vorm.
Wij moeten leren wachten.
Soms ligt het in de hand,
Kleiner nog dan het heilig dier,
Het wordt door vingers en
Het is veel meer dan wij ooit zagen,
| |
| |
| |
Bad
Honoré Daumier
Hoe groen het lichaam ook mag zijn,
Of de gedachten, daarvan zoete wijn,
Iemand veegt onze angsten uit,
Hij stuipt en houdt ons bij de armen.
Maar het water wordt geen wijn.
Om daar, bij dit zorgende paar te zijn -
Het zijn gebaren die de oevers maken,
Maar we verdrinken voor we spraken.
| |
| |
| |
Bal
Charles Meere
Het is een valstrik die zich opent
Het punt dat hen herschikt tot een figuur,
In zijn uitbundige herinnering verstard,
Blijft wankelen en hangen,
Ongrijpbaar in zijn klaarte,
Een lucht die ooit een naam had
Nu kan alleen het ophouden
Verschijnen voor het valt,
Voor altijd op zijn hoogste.
Alsof men ons alleen maar
Stijgen had beloofd, zegt Rilke,
| |
| |
| |
Bananen
Giorgio de Chirico
Hoe lag zijn leven rond hun vorm -
Hun schaduw is niet te begrijpen.
Wat in hun buiging reeds begint -
Als in een uiterste vermoeden
Praten, wachten, denken, doen.
De andere kant van dingen.
Ik wou Caraïbisch voor je zingen,
Maar je week voor mijn laatste zoen,
Lolita, zoete stille doem.
| |
| |
| |
Benen
Dod Procter
Jong nog, ze ging op zoek naar leven.
Hoe men herinnering inricht:
Hermes, ontwaken, plooien in het licht.
Heeft ze zich bloot gewoeld.
De zanger gaat naar haar op zoek.
De tweede teen is langer dan de eerste -
Hij bidt en smeekt de Bode om geduld.
We zien het treuren altijd in een spiegel -
Alles beleefd, nooit verteerd.
Als je haar veel vergeeft
Dat onweerstaanbaar tevergeefse,
En het geheim daartussen.
| |
| |
Het kleine museum (Alain Le Saux & Grégoire Solotareff, Querido, 1999) is een voor kinderen bestemd boekje, waarin aan de hand van afbeeldingen uit de gehele westerse schilderkunst woorden worden aangeleerd. De afbeeldingen bij de woorden bevatten details uit schilderijen van de veertiende tot de twintigste eeuw en worden alfabetisch gepresenteerd.
Stefan Hertmans heeft zich voorgenomen bij elk van de honderd vijftig afbeeldingen een gedicht te schrijven, dat zowel het letterlijk afgebeelde als uitgangspunt neemt als de symbolische motieven die erachter schuilgaan.
Van dit grote project publiceren we hier de eerste veertien gedichten met de daarbij horende afbeelding.
|
|