| |
| |
| |
Peter Holvoet-Hanssen
Wolkenkoekoeksoord + Inventaris
In Nephelokokkugia
1 Kosovoska trekt de wolken open, spreekt mij toe
Je laat je vallen, witte duivel van de koord
diep in de put, dan goed de kussens opgeschud
Vrouw Holle wenkt - verwacht geen pluim, ga door de poort
ook koeien zouden willen vliegen, hond volgt vos
naar onontdekte grot - je komt weer buiten (God
weet niet hoe laat het is) en woelt mijn dromen los
uiteengereten moeder / kind als pleepapier
een huis in brand: de tovenaar is in het land
hij speelt muziek voor de verbindingsofficier
een ex-gezinshoofd met een uitgeholde romp
vrijblijvend is dit wijsje niet, zigeunerlied
met gratis foto: bloederige hersenklomp
2 Kosovoska doet de wolken dicht van regen moe
Je zoent mijn voorhoofd: ‘Zotte mus, wat is er mis?’
‘Geen vogel is zo struis als ik, mijn leeuwerik.
Zie bodemloos verdriet, gat in de bakermat.
Schrijf toch dat liefde wint - als dat geen statement is.’
| |
| |
| |
De meeuwen van Polperro
de meeuwen van Polperro kennen Captain Slim
een hart van steen, een lege bank met zicht op zee
zijn ogen blauw met wolkenflarden van een droom
schavuiten van de wind, op elke schoorsteen van
Polperro echoot hij, de dief van fish and chips
in Mousehole kijkt een stoel naar buiten, ziet de kat
van Captain Slim die zich verveelt, met vissers speelt
de Stormkat blaast van Land's End tot aan John o'Groats
soms laat hij schuiten los - dan zwelt zijn honger aan
John Does als muizen in de val
de meeuwen van Polperro kennen Captain Slim
hij heeft Blue Peter (de romanticus) gekeeld
een kroeg herinnert aan de buit die werd verdeeld
verweerde vrouwen baarden parelmoeren troost
hun Johnnies uit de schelpenhuizen meegelokt
met zeezucht naar de overkant
zijn John was long dus lag zijn naam op ieders tong
The Red Fox, de geslepen kapitein der nacht
illusie was het niet - al glom hij in je pint
stil na verstomde storm, zo is het leven kind
in '33 crying rond de Billie Bray
| |
| |
danst met Polperro's smokkelaars
met Zephaniah Job, met ‘Pudder’ en ‘Boy Doy’
en waait ze uit: John Hicks, John Rawling en John Rowe
‘The man who could stop bleeding’ Perry
en John Puckley known as ‘Shot’
een laatste dronk: op ‘Dingle’ en John Curtis, op
‘No father and no mother!’
| |
| |
| |
Een capsule landt in Flanders fields
bezoek de tijd - John Bull jaagt Garibaldi weg
Museum der stad Rotterdam in vuur en vlam
een wolk drijft achteruit - in de Plezanten Hof
komt felle praat op 't Nieuwjaarsbal een jaar te laat
dan hagelt het en dondert het, tot zaterdag
op 't Bal masqué en komt gij zondag niet, Eugène
8 januari naar het Nationaal Tooneel
een Luxemburgse wolf gaet bij den Vos te School
Ravenna, werkman stuit op Dantes beenderen
een stoomschip zinkt - de Etna spuwt naar Mexico
een Belgisch korps dat heult en beult - o grauw labeur
de koolmijnramp te Dour komt velen duur te staan
in Frankrijk baart een vrouw een kind met geitenkop
en Jef, portier der Dierentuin, hij weet wanneer
de veulens dromen dat ze grote paarden zijn
wat leeg is, telt ook mee
het zand dat zuigt, ik zak
mijn sonde landt in niemandsland - staat blank, ik meet
geen tijd, cloud nine waar stilte zichtbaar is, begrensd
door mist; mijn kind, zij waadt door wolken in een stroom
terwijl ze mama mist - de hemel staat ook stil
dit is de Westhoek en de Westhoek klaart nu op
| |
| |
de eerste gaten blauwer door het zonnegoud
een aquarel voor Raphael, John Constable
met S.O.S. vanuit een vossennest
langs daken boven nevel uit, op weg naar zee
een draak braakt water, vissen spuwen vuur
hier / nu doormidden breek
de nacht strooit sterren in een gracht
om noodweer te verdrijven luid ik deze klok
| |
| |
| |
De prinses in de glazen spiegel
In every stage of life is given
A warning voice, it speaks from Heaven.
Tweeduizend muizen sliepen in tweeduizend lucifersdoosjes.
Koning Rat in zijn luchtballon kleurde alles in zijn vlucht: een
zwart-witte koe werd een Belgische vlag, loeide in shock tot
het kikkers regende. Maar nog viel geen stuiver uit de hemel.
Een lichtmast die wenkte en een stel aan de dood verried. Na
25 minuten werd het meisje gereanimeerd. Een witte duif die
tegen je raam vloog de nacht toen zij het leven liet. Riep ze op
de noodfrequentie? De duif op het dak keek je aan. Vraag niet
waarom. Toeval en geen toeval: die golflengte. Inflatie alom.
Dood leidt het leven in lukraak afgeknipte banen.
In youth it whispers as a friend.
Leeft zij nog, parelvisser?
| |
| |
In joy and grief, in ease and care.
In every age prepare, prepare.
Reynaerdijn, je had de rat vriendelijk verzocht te vertrekken.
Twee weken later lag hij in het midden van de tuin. Jij in puin.
‘99 kikkers pakten een paard naar Parijs.’ Je zag een raaf naar
de andere kant van de wereld vliegen om het donker te maken.
IJs in brand. Muis in val. Welk liedje spookte door je hoofd?
Kom vader, kom huiswaarts met mij.
Haar pony treurt en danst op de donder. Verzilverd groen.
Rond haar sterrenbed het gezin platgeslagen als de wolken.
De toverlantaarn is uitgedoofd.
Moeder houdt zich sterk, blijft tegen haar dochter praten.
Ergens moet ze me nog horen, denkt zij.
Is zij dood, kind op de pier?
In memorian Lisa Ysenbrandt (1981-2000)
| |
| |
| |
Een hart van Kapitein Slim
Hier houdt een vos zich schuil, onzichtbaar terroriseert hij zijn
omgeving. Zuid-Afrikaanse vos is verzot op struisvogeleieren die
hij op de stenen kapotslaat en opslurpt. Zijn familie in Costa Rica
klimt in bomen. Ik bekijk mijn dromen: dromen is ook schrijven.
Scharrelen in waterlopen, op zoek naar zoetwaterschaaldieren.
‘De schat of je leven’, zegt de rover. ‘Je leven is de schat.’
Achter dierentuinglas vliegen de pinguïns door het water. Onder
de stad rommelt de hel - door de roosters kruipt de stank. Daar
een drama, ergens anders een ramp. Waar de bemodderde man
een taxichauffeur aanviel met een mes, ziet Jonge Vos ze vliegen:
twee miljard vlinders perfect in de vorm van een regenboog.
‘Geef je over. Spelen is ontgroeien zoals komedie verwant is aan
tragedie. De zon schijnt maar elk moment kan de hel losbarsten.’
| |
| |
Vakantie. Ze speelt bergje met haar moeder, wijst naar een
kwakend paard op een lelieblad. Een elfje vliegt uit haar hoofd.
‘Echt waar’, zegt ze. Als ze slaapt, zien rekel en moer hoe de
nacht wit ziet van de sterren. Wie sterft, schrijft mee de muziek.
Ze vindt een steen in de vorm van een hart. ‘Dit is een hart van
Kapitein Slim. Hij verliest er veel.’ Ze vindt er nog meer. ‘Slim
ligt altijd op de loer.’ Bij elke steen wordt zijn beeld scherper.
Hij lacht als een dode hond zijn tanden bloot, maar lachend.
Zoals grootvader die afscheid neemt op intensive care. Als
grootmoeder - om niet van pijn te janken. Als die man die grijpt
naar zijn stilstaand hart als naar een verloren portefeuille.
De kapitein duikt weg als een vos achter bomen en rotsen. Een
steen begint te gloeien in je hand - lacht in je vuist. Je kijkt in
de beweeglijke spiegel van de rivier: glas wordt weer water.
‘Wolkenkoekoeksoord’ is het vervolg van ‘Coördinaten voor wolkengaten’ (zie DWB/5 - 2000).
‘Een hart van Kapitein Slim’ komt uit de gedichtenreeks ‘Inventaris’.
Voorpublicatie uit: ‘Santander - ontboezemingen in het vossenvel’ (slot van een poëzietriptiek), Prometheus / Bert Bakker, Amsterdam, 2001.
|
|