Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 146
(2001)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
Jacques Charlier, Tableau casse-gueule, 1988. Socle, cadre, échelle de corde, masque, piolet, acrylique et huile sur toile. 120 × 230 cm. Foto Philippe de Gobert.
| |
[pagina 47]
| |
Jean-Pierre Ransonnet, Tête, 1996. Pastels/papier. 49,5 × 64 cm. Foto Damien Hustinx.
| |
[pagina 48]
| |
Jean-Pierre Ransonnet, Arbres, 1997. Pastels/papier. 49 × 62 cm. Foto Damien Hustinx.
| |
[pagina 49]
| |
Jacques Charlier, Peinture Schmilblick, 1993.
| |
[pagina 50]
| |
Jacques Charlier, L'Art Moderne, 1989.
| |
[pagina 51]
| |
Jacques Charlier, Empreintes de pinceau no 50, espacées de 30 cm sur toile et object trouvé, 1998.
| |
[pagina 52]
| |
Jacques Charlier, Never Forget..., 1999.
| |
[pagina 53]
| |
Jean-Pierre Ransonnet, Têtes, 1996. 46 × 32 cm. Foto Damien Hustinx.
| |
[pagina 54]
| |
Jean-Pierre Ransonnet, Tête, 1995. Pastels/papier. 33,5 × 26 cm. Foto Damien Hustinx.
| |
[pagina 55]
| |
Jean-Pierre Ransonnet, Tête, 1997. 49 × 64 cm. Foto Damien Hustinx.
| |
[pagina 56]
| |
Jean-Pierre Ransonnet, Tête, 1996. Pastels/papier. 49,5 × 64 cm. Foto Damien Hustinx.
| |
[pagina 57]
| |
Stéphane Mandelbaum, Los Istanbula, 1983. Oil on canvas. 80 × 73 cm. Foto Felix Tirry. Courtesy Zeno X Gallery.
| |
[pagina 58]
| |
Stéphane Mandelbaum, Portrait d'un con, 1984. Pencil on paper. 126 × 109 cm. Foto Felix Tirry. Courtesy Zeno X Gallery.
| |
[pagina 59]
| |
Stéphane Mandelbaum, Vier tafelen. Oil on canvas. 89 × 95 cm. Foto Felix Tirry. Courtesy Zeno X Gallery.
| |
[pagina 60]
| |
Stéphane Mandelbaum, Cadre dans un café rose, 1984. Pencil on paper. 150 × 109 cm. Foto Felix Tirry. Courtesy Zeno X Gallery.
| |
[pagina 61]
| |
Sylvie Ronflette
| |
[pagina 62]
| |
Sylvie Ronflette
| |
[pagina 63]
| |
Sylvie Ronflette
| |
[pagina 64]
| |
Sylvie Ronflette
| |
[pagina 65]
| |
Thomas Chable
| |
[pagina 66]
| |
Thomas Chable, Fête des masques - Burkina Faso, 1993.
| |
[pagina 67]
| |
Thomas Chable, Afrique - Burkina Faso. Bobo Disulasso.
| |
[pagina 68]
| |
Thomas Chable
| |
[pagina 69]
| |
Thomas Chable
| |
[pagina 70]
| |
Thomas Chable
| |
[pagina 71]
| |
Stéphane Mandelbaum, Nasser, 1983. Oil on canvas. 93 × 73 cm. Foto Felix Tirry. Courtesy Zeno X Gallery.
| |
[pagina 72]
| |
Stéphane Mandelbaum, Luis Buñuel, 1983. Oil on canvas. 130 × 108 cm. Foto Felix Tirry. Courtesy Zeno X Gallery.
| |
[pagina 73]
| |
Sylvie Ronflette
| |
[pagina 74]
| |
Sylvie Ronflette
| |
[pagina 75]
| |
Jacques Charlier (1939, Luik) is een van de boegbeelden van de hedendaagse kunst in Wallonië. Hij noemt zichzelf een ‘leverancier van Belgische humor van allerlei aard’ en neemt plaats in de traditie van Marcel Broodthaers, die ook de kunstwereld ironisch in vraag stelde. Charlier werkte tussen 1957 en 1977 als technisch tekenaar bij de Provinciale Fotografische Dienst van Luik. Zijn artistieke carrière begon in 1962 met collageschilderijen. Zijn pastiches en parodieën, waarin hij het ‘academisme’ van religie, politiek en kunst aanvalt, starten met de ‘plinthures’ van 1978. Hij werkt tegelijk met schilderkunst, performance, environments, stripverhalen, assemblages, installaties, fotografie en video.
Jean-Pierre Ransonnet (1944, Lierneux) studeerde aan de Ecole Supérieure des Beaux-Arts, Saint-Luc te Luik. Als pasafgestudeerde organiseerde hij in 1968 zijn eerste persoonlijke tentoonstelling. Van 1971 tot 1974 was hij medewerker bij de Galerie Yellow Now. Daarna was hij actief bij de groep CAP. In 1979 was hij een van de medeoprichters van de Galerie l'A in Luik. In 1990 behaalde hij de ‘Driejaarlijkse prijs van de schilderkunst’ en in 1994 werd hij laureaat van de ‘Prix Gustave Camus’. Ransonnet geeft sinds 1986 les aan de Academie voor Schone Kunsten te Luik.
Stéphane Mandelbaum (1961, Brussel) had dyslexie, waardoor hij amper kon lezen of schrijven. Hij had een vrij ongelukkige jeugd - zijn ouders waren gescheiden en de enige band met zijn vader was de liefde voor het tekenen. In 1973 en 1974 studeerde hij aan de Academie voor Schone Kunsten in Charleroi, van 1976 tot 1979 was hij student aan de Academie voor Tekenen en Decoratieve Kunst in Brussel en daarna volgde hij nog vijf jaar les aan de Ecole Supérieure des Arts Plastiques et Visuels in Ukkel. In 1980 was hij laureaat van de nationale wedstrijd ‘Couleur-Volume’ die werd uitgeschreven door het Gemeentekrediet. De tekeningen van Mandelbaum zijn steeds biografisch getint, zijn Pools-joodse achtergrond is nooit veraf. Hij tekende zichzelf, zijn broers, zijn grootvader en de joodse prostituees die hij vaak opzocht. Zijn interesse ging vooral uit naar het portretteren van ambitieuze en sterke karakters, figuren uit de duistere zijde van de maatschappij: die werden vermoord of die zelfmoord pleegden, travestieten, homoseksuelen en prostituees. Hij begaf zich zelf in het criminele milieu van dieven en vechtersbazen. In december 1986 werd Mandelbaum door zijn kompanen vermoord omdat hij een deel van de buit opeiste na de diefstal van een werk van Modigliani. In 1982 werden zijn tekeningen voor het eerst tentoongesteld.
Thomas Chable (1962, Brussel) studeerde fotografie aan de Ecole Supérieure des Beaux-Arts, Saint-Luc te Luik. Zijn eerste werk, ‘Série Site, travail sur les sites industriels abandonnés en région Liégeoise’, verscheen in 1986. Het grootste deel van zijn fotore- | |
[pagina 76]
| |
portages werd gemaakt tijdens reizen in het buitenland, vooral in Afrika. In 1990 had zijn eerste persoonlijke expositie plaats. Chable won talrijke prijzen, onder andere in 1995 de ‘Prix Photographie Ouverte’ uitgereikt door het museum voor fotografie van Charleroi en de ‘Prix des Musées du Luxembourg’. Sinds 1999 geeft Chable les in de fotografie aan de Academie voor Schone Kunsten in Aarlen.
Sylvie Ronflette (1968, Binche) behaalde in 1993 haar diploma aan de Ecole Supérieure des Arts Plastiques et Visuels in Bergen. Nog in datzelfde jaar nam ze deel aan een collectieve tentoonstelling en organiseerde ze een persoonlijke expositie. Ze won verschillende beurzen. Ronflette stelt haar werken tentoon als ‘installaties’, de werken horen bij elkaar. De constructies moeten harmoniëren met elkaar en met de omgeving. Ze zijn de sensuele uitbeelding van de dualismen uit onze samenleving: mannelijk versus vrouwelijk, goed versus kwaad, het ik versus de andere, plezier versus leed. |
|