tig. De Chinezen moesten voedsel en drankjes laten aanrukken, omdat de ontmoeting meer dan een beetje uitliep.
Maar ik dwaal af Monseigneur, Mougins, daar was ik. Zelfs aan die vriend - veeleer een kennis - heb ik het nog niet verteld. Hij doet altijd alsof hij u beter kent dan ik, maar Samdech, dat is echt niet zo. Ik denk dat hij alleen maar uw boek ‘Prisonnier des Khmers Rouges’ heeft gelezen - tenminste ik ontdekte dat hij letterlijk citeerde uit het nawoord. En ik heb alles van u gelezen, zelfs de door uw secretariaat verspreide brochures waarin u - in uw regelmatige handschrift dat me aan mijn vader doet denken - persartikelen van commentaar voorzag, telkens besluitend met uw paraaf.
Daarom ook was ik in Mougins. Ik wilde - vergeef me mijn nieuwsgierigheid - de villa zien waarover u het zo dikwijls had, het enige onroerende goed dat u in het buitenland bezit. Nu woont er in Mougins een oude kennis van me uit Vlaanderen, De Coninck heet hij, Paul. Geloof me Monseigneur, dat is echt een veel voorkomende naam bij ons - zoals Khieu bijvoorbeeld bij u - die helemaal niet wijst op koninklijk bloed of zo. Maar dat weet u natuurlijk wel, u kreeg in 1969 nog koning Leopold en prinses Lilian op bezoek. Zalige momenten bracht u met hen door op het eiland voor Kep, ‘à la tahitienne’, schreef u beeldend, de vrouwen in sarong, de mannen in naakte torso. U was gecharmeerd door de gecultiveerde Lilian die met u over politiek discussieerde en uw passie voor sportauto's deelde. U liet haar zelfs uw Alfa Romeo Sport besturen - gelukkig Monseigneur staat dit niet in de recent verschenen biografie, want Lilian en ook de combinatie autorijden en Leopold liggen hier altijd nogal gevoelig.
De Coninck was dus mijn gids aan de Côte d'Azur: Cannes, Nice, Juan Les Pins, enfin, u kent de streek. Voor mij was het de eerste keer, echt waar, nog nooit had ik Franse palmbomen gezien. De avenues deden me aanvankelijk zelfs aan Phnom Penh denken. De omgekeerde wereld, smaalde De Coninck, die natuurlijk niet dom is en ook nog wist dat Cambodja een Franse kolonie was, vóór uw koninklijke kruistocht vóór de onafhankelijkheid in 1953.
‘Sihanouk, leeft die nog?’ had hij verbaasd gevraagd. De Coninck, die nota bene al veertien jaar in uw Mougins woont, wist niet dat u er een - inderdaad veeleer bescheiden - villa had. Hij had eens gehoord dat Baby Doc Duvalier van Haïti in de streek verbleef, en Charles Aznavour, Alain Delon en iemand van de Rolling Stones, of Zidane, een jonge voetballer die nog in Pégomas zou hebben gewoond. Maar Samdech Euv Norodom Sihanouk, nee, dat wist hij niet.
Duid het hem niet ten kwade Sire, hij is maar een van de vele gestudeerden met een gattig besef van historie. Hij keek ervan op dat u eigenlijk heel de eeuw belichaamt, dat u, bijvoorbeeld, de enige mens ter wereld bent die - ik noem maar - De Gaulle, Mao Zedong, Queen Elizabeth, Jackie Kennedy, Nixon, Chroesjtsjev, Castro, Tito en Ceauscescu nog persoonlijk hebt gekend. En Maurice Chevalier natuurlijk, Monseigneur.