Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 144(1999)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 498] [p. 498] Lieven de Cauter Gedichten Ode aan onsterfelijke kamikazepiloten Allereerst, gij, Jimi Hendrix, Waarom hebt gij ons verlaten? Waar is de waterval van uw gitaar? Uw ‘Band of Gypsies’ was een monument. Daarbij vergeleken verbleekt Botticelli. ‘Zijn gitaar was een orgasme,’ Stond in een weekblad dat ik las Voor ik wist wat dit betekende. ‘De laatste jaren leefde hij gratis Van seks en verdovende middelen.’ U zult begrijpen dat ik daar wel Even van ondersteboven was. Maar ze mogen zeggen wat ze willen: Niemand demonteerde als hij Het Amerikaans volkslied. Star Spangled Banner: Voor u, Jimi, hangt in Dit gedicht de vlag halfstok. En gij, Janis Joplin, Op de hoes van ‘Pearl’ Ligt ge schoon. Met die pruik Daar op die chaîse-longue appelleert Ge aan een antieke orgie Met veel borsten en druiventrossen. Als de gespierde naakten van Luca Signorelli Was uw lenige lichaam, en rauw als [pagina 499] [p. 499] De gedurfde raccourci's van Mantegna Uw doorrookte stem. Het pleit voor u dat Cesare Borgia Erg onder de indruk kwam Van uw gepassioneerde zang En uw verbluffende benenspel. Het is gekend, hij las al uw interviews. Om u ontsloeg hij Macchiavelli. En gij, Jim Morrison van ‘the Doors’, De open deuren van de waarneming Hebt gij met veel gedruis nog eens ingetrapt, Als een apocalyptische ruiter die uit een storm Over de rivier der nevelen komt gestrompeld. Ook gij kwaamt niet terug. Uw ogen stonden al heel vroeg op oneindig; Ogen die de horizon wilden openscheuren En de afgrond zagen achter elk gezicht. De lippen van Adonis, Een haardos als die van Zeus, En een al even imposante stem. Met kop en schouders, Staakt ge als een zichzelf ontblotende berserker Boven de menigte uit. Wanneer vereeuwigt iemand U allen in marmer, gij Bont kamikaze-eskader? Wie zet haarfijn uwe hoofden op paneel, Zoals de adel van weleer Werd geportretteerd door Flowerpower Pisanello: Feyn geconterfeyt tussen Vlinders en bloemen. [pagina 500] [p. 500] Ode aan de uitvinder van de anarchitectuur In Memoriam Gordon Matta Clark Hij kookte foto's. Vakkundig schoot hij de ruiten van een architectuurschool aan diggelen. Begin jaren 70 liet hij een karretje met zuurstof rondrijden door de hitte van New York. Als een der eersten ondekte hij de schoonheid van graffiti en industriële gebouwen, opende een kunstenaarsrestaurant en organiseerde een ballet in de bomen. Hij was, kortom, een hippie. Feestelijk gedreven tot het uithalen van streken die onder de naam performance tot kunst werden omgeturnd. Maar geen gewone jongen. Gewapend met kettingzagen ging hij in afbraakpanden als een bezetene tekeer. Ten dode opgeschreven gebouwen metamorfoseerde hij krachtdadig tot kortstondige monumenten. Een havenloods sneed hij open zodat water, licht en lucht de ijzerconstructie omtoverden tot een elementaire tempel. (Hij werd er bijna voor veroordeeld). De grote kattenoogvormige uitsnijding op de achterwand was alleen maar een opening, een magistrale snede: een gat van licht in plaats van een retabel. Zijn Office Baroque en zijn Carribean Orange vormden een delirium van sierlijk, bijna wellustig opengepelde bouwwerken. Hij verdient een grafschrift. Als grensarbeider van de kunst, als uitvinder van het snijpunt op oneindig tussen anarchie en architectuur. [pagina 501] [p. 501] Terbalkt, Terbalkt Terbalkt vermaalt de dingen, vermolmde diersoorten en uitgestorven werktuigen stoomt hij klaar tot ecologische oden. Een oud stuk tuig turnt hij om tot een epos. Hij tekent op. Hij maakt voorwaar een inventaris van wat in onbruik is geraakt, of afgeschaft. Hij tekent protest aan tegen de geometrische verkaveling, de usurpatie van elk stukje aarde. Boven de grond en onder de grond, tot aan het vuur in het hart van de aarde, een vuur dat hij zou willen aanwakkeren tot uitbarstingen, de dierenwereld en het plantenrijk roept hij op tot nietsontziende represailles. Hij spreekt de beschaving tegen, als die redenaar die tegen de zee op sprak terwijl hij keien at. Het is zijn kracht en zijn zwakte; dat hij zo verloren spullen vergaart. Treurig zijn zijn gezangen, vol klankclusters die als trossen oude carrosserieën van verval en roofbouw een lied neuriën. De eerste en de laatste ecologische dichter is hij. (Er brandt een gloeilamp des nachts in het huis van de dichter te Usselo. Zij werpt wat licht op de vlakte van Friesland. Het is ongetwijfeld allang een apocriefe woonst waar hij af en toe onderduikt, of op adem komt. Nu zetelt de dichter wellicht in de grootstad, waar hij, in een varkenstrog, zijn landelijk verleden recycleert tot cosmetisch materiaal. Tot bedrog). Vorige Volgende