Jozef van Aritmetica
Onze postbode was een milde man, vooraan de dertig, met een snor die hem ouder en strenger maakte dan hij in werkelijkheid was. Zijn naam was Jozef van Aritmetica. ‘Dat is de jongen van Aritmetica weer, met de post onder de snor’ zei mijn moeder als ze zijn oude bakfiets hoorde kreunen in de velden. Wij woonden in die dagen in een eenvoudig houten huis op een steenworp van de zee, omgeven door bloemen, groenten en kruiden en natuurlijk de noodzakelijke vogelen des velds.
Het bedelen van de post ging altijd volgens een vast ritueel. Jozef van Aritmetica stapte van zijn fiets en opende het poortje naar onze moestuin. Enigszins gehinderd door de straffe metalen veer die het poortje als met een snauw liet dichtklappen achter zijn voorbeeldig geperste broek stapte hij stijfjes tot bij de deur. Wij kinderen hadden ons verborgen en wachtten af tot moeder de deur zou openen. Vervolgens haalde de postbode een grote koperen handbei uit zijn lederen tas en zwaaide er verwoed mee, als een boodschapper uit een andere wereld. Eén voor één haalde hij de aan ons gerichte brieven tevoorschijn, scheurde ze met veel omhaal open en begon ze te declameren. Het zweet kwam in kleine pareltjes boven zijn snor en op zijn voorhoofd staan, maar Van Aritmetica hield niet op voor hij alles gedeclameerd had. Tot en met de adressen van de afzenders toe.
Na afloop kreeg hij een kopje kruidenthee waarvan zijn overspannen stem kalmeerde. ‘Ga je nog niet trouwen, Jozef?’ vroeg mijn moeder hem dan. Hij schraapte zijn keel en zei dat hij de eeuwige gelofte aan de kepie en de bakfiets had afgelegd. Zo eindigde het dagelijkse ritueel van de postbode.
Een paar jaar later werd Van Aritmetica overgeplaatst naar de grote stad. Het werd stil in de velden vol bloemen, groenten en kruiden. We misten het kreunen van de bakfiets. Onze nieuwe postbode had geen snor. Hij overhandigde ons keurig de brieven en de pakjes, liet ons tekenen voor ontvangst en verdween, vaak zonder meer dan twee woorden gesproken te hebben, op zijn geoliede mountainbike. Een tijdje later verhuisden we zelf naar de stad en kregen na onze studie een mooie baan bij het Openbaar Ministerie en een pensioenspaarrekening. We cultiveerden het leven en hielden er vele vrienden op na, waaronder enkele beroemde postbodes. Eén van hen stelde ons op een dia-avondje over het oude Egypte voor aan een merkwaardige gast, een vrouw met een mild gezicht en een snor die haar ouder en strenger maakte dan ze in werkelijkheid was. Ze stelde zich voor als de moeder van Jozef van Aritmetica. ‘Dit is mijn laatste dag in België,’ vertelde ze ons. ‘Morgen vertrek ik voor een korte vakantie naar de Middellandse Zee. Ik doe het niet voor mezelf,’ voegde ze er fluisterend aan toe, ‘maar om de tien dienstuniformen van mijn Jozef in het water van