[Christine D'haen]
18-2-1998
Beste Koen en Kamiel,
Ik vind jullie idee, een nummer over de post, een goed idee, en de vragen zijn ook heel vindingrijk. Daarom antwoord ik, al heb ik geen tijd (ik moet werken aan Kalkmarkt 6, en de tijd dringt).
Ja, ik heb een sterke relatie met de post. Ik heb een grote afkeer van briefschrijven omdat ik dan de hele tijd mijn eigen stem hoor, dat is vermoeiend. Nog andere bezwaren: ik heb kilo's papier in huis en vind nooit het geschikte briefpapier omdat ik te gierig ben er nog te kopen (Derluyn schreef mij ooit dat hij altijd op zoek was naar geschikt papier). Hans Vandevoorde bracht mij keurig papier + enveloppes, omdat hij merkte dat hij anders alleen maar vodden kreeg.
Ik heb alle brieven bewaard, sedert 65 jaar - ik heb er dus duizenden. Ik heb enkele pakken vernietigd, veel vroeger, toen ik verhuisde - maar sedert 1950 nooit meer. Alles wat weg is, betreur ik. Toen ik Gezelles correspondentie moest classificeren en beschrijven, zag ik dat hij de brieven bewaarde, maar zijn barbaarse correspondenten hebben zijn brieven in de bak gegooid - er zijn er maar enkele honderdtallen bewaard, 400? - Toen heb ik bedacht dat mijn corpus brieven zóveel interessanter is dan zijn corpus, en ik maakte een boek waarin ik sinds 1930 van een groot aantal mensen telkens enkele brieven opnam; dat is dus een boek met brieven aan mij. Het zou deel V zijn van mijn ‘soort autobiografie’; het heet Schreef in de aarde, en Jan Kuijper van Querido bedacht zelfs een titel voor de hele autobiografie: Uitgespaard zelfportret. Helaas, dat boek vindt geen uitgever, omdat er zulke niet op de markt zijn. Ik toon aan dat er heel wat mensen zijn die geen schrijvers zijn en die prachtige, boeiende, gevormde brieven kunnen schrijven.
Ik schrijf, zoals je kan zien, alles met de hand, ofschoon mijn verwrikte pols flink pijn doet. Ik heb alleen slechte ballpoints, helaas! maar met inkt knoei ik nog meer. Ik schrijf altijd haastig, en alles is altijd vol leugens: je moet niet komen, ik moet dat en dat doen, ik heb geen tijd etc. etc. Ik hoop dat de ontvangers die brieven weggooien, ik durf niet denken aan wat er uitkomt als men ze confronteert. Nochtans is feitelijk niets gelogen: ik hèb geen tijd, ik moet zo vreselijk veel doen, al het werk is achter, ik wil gerust gelaten worden, etc.
Ik houd van mijn zeer vele vrienden, maar ik kan ze niet zien want één gedicht vraagt eindeloos tijd. Er is meer: je moet altijd in stilte luisteren naar de muze; als je met iets anders bezig bent als ze komt, dan gaat het gedicht verloren. En ook mijn proza vraagt mijn hele concentratie van gedachten. Ik moet studeren en lezen - en niet ontmoeten. Ik heb echter al mijn vrienden, waardevolle mensen, in mijn hart bewaard, ik hoor van velen en schrijf naar velen - helaas zijn velen gestorven.
Honderden - nee, het zijn er nog maar tientallen - brieven van mij zijn gericht aan de Burgemeester, het College van Burgemeester en Schepenen, Schepenen, Milieudienst, Ombudsman, de Hoofdcommissaris van Politie, de Koning (sic), Hippo, negen koetsen-houders, de pers e.a.; smeekbrieven om mij te verlossen van nu het zevende jaar koet-siergetier met honderden koetsen per dag rondom mijn huis en vóór mijn raam - de kamer waar ik probeer te schrijven. Het is een epos, het is een exemplarisch corpus dat de nutteloosheid van het kreunen van een individu om elementaire mensenrechten (het recht op leven) illustreert. Ik hoop dat ze die brieven niet weggooien (ik heb enkele foto-kopieën: zó wordt een bewoner van Brugge behandeld).
Nu moet ik even groenten halen op de markt, anders hebben mijn huisgenoten geen eten. Ik haat die lelijke markt, maar er is niets aan te doen. Tot straks.