gelijk bij de lezer de strot inramt. De tegenstellingen die hém verscheuren, zijn frustraties en rancune, zijn claustrofobie en paranoia, zijn pretentie en agressie, zijn wanhoop en onmacht, zijn vereenzaamd en seksloos bestaan, zijn angst voor verandering en zijn gevoel dat alles zinloos is... het blijft allemaal onaangeroerd. Hoe ik er dan van op de hoogte ben? Ik heb de interviews met Voskuil gelezen (en bij een autobiografisch auteur kan dat relevant zijn), soms ‘verschrijft’ Voskuil zich en toont hij onwillekeurig zijn zwakke zijde, en er zijn natuurlijk enkele realia.
Wat houdt Voskuil zoal verborgen en wat had Het Bureau tot een interessante oefentocht in een verziekt bewustzijn kunnen maken én tot een interessante metafoor voor een absurd en vervreemdend bestaan?
1. Het Bureau is een bolwerk tegen de bedreigende wereld; Maarten Koning haast zich van zijn huis aan de Herengracht naar het Bureau en 's avonds weer terug; vakanties worden overgeslagen. Maar ook het Bureau is een krokodillenpoel: daar aangekomen gaat hij snel naar zijn kamer, en communiceert met medewerkers over de hoge boekenrekken heen. Het Bureau is een ‘inrichting’. Maarten voelt er zich des te veiliger naargelang hij het werk absurder vindt: onthechting leidt naar gemoedsrust. Zijn paranoia verliest aan kracht in een decor van zinloosheid. Die paradox laat Voskuil onbesproken.
2. Maarten kan zinloos werk beter verantwoorden tegenover zijn echtgenote Nicolien, een ongenuanceerde ‘linkse’ Prinzipenreiter van de ergste soort, puriteins-preuts, politiek correct. ‘Echte linkse mensen zijn tegen werken’, zo luidt een van haar progressieve uitspraken. Werken betekent: zich conformeren aan een conservatief systeem, compromissen sluiten, in commissies zitten, geld vragen aan het Departement. De arme Maarten, die vanuit zijn pretentie best de top in het Bureau had willen bereiken, mag van zijn vrouw geen doctor worden, wat hem frustreert en rancuneus maakt, want hij vindt zijn medewerkers en oversten maar niks. Die problematiek wordt door Voskuil weggemoffeld.
3. Nog een vraag die niet wordt gesteld: is Maarten wel geschikt als chef? Als hoofd Volkscultuur manifesteert hij zich als een autoritaire klier, die overtuigd is van het eigen gelijk, geïrriteerd reageert bij de minste tegenspraak, elke vorm van humor mist, eeuwig emmert en zeurt, en geen enkel communicatief vermogen bezit.
4. Open blijft ook de boeiende kwestie of Maarten Koning de wetenschap, zelfs de Volkskunde, wel zo zinloos vindt als hij altijd beweert. Waarom manifesteert hij zich op een congres in Boedapest als de pleitbezorger van de nieuwe school volkskundigen, die niet langer historisch-filologisch, maar sociaal-historisch