zegd, we kunnen niet op de signatuur of de pathetiek van de rechtstreekse hand vertrouwen om te checken waar we staan,
(we kunnen er ons dus ook niet snel van afmaken, het beeld wordt een plagerig beeld, Vexierbild), de blik schampt af op plekken die net zo goed verwonding als banale vlek vanwege de dubieuze kopie zouden kunnen zijn; juist door deze zekerheid
weg te rukken uit het beeld - door een intermediair fotografisch element, dat de naamloosheid van de techniek op de tekening drukt, tussen ons en het met de hand getekende beeld te schuiven - ontstaat de indruk van het document, het archief, de anonieme en wrede opstapeling van blikken; ontstaat de neiging tot het reconstrueren van een voorbij verhaal, dat onachterhaalbaar is geworden. De techniek van de fotomechanische afdruk, waarmee Mannaerts ons berooft van de eerste, ‘frisse’ blik op de tekening die we zo graag spontaan zouden willen noemen, heeft hier de dimensies gekregen van Kafka's foltermachine: de inscriptie van de tekening, van wat er ‘echt’ aan de hand is, is door het fotografische licht onleesbaar geworden, maar ze mishandelt, ja foltert de lichamen duidelijk met nieuwe louche vlekken en een enigszins afstotelijke lichtinval, die de verborgen misdaad inschrijven. De mechanische tussenwand is zelf de foltermachine van verloren of verzwegen intimiteiten geworden. Het is alsof we de verweesde documenten van voorbije mishandelingen in de vorm van een hoogst verdachte kopie in handen krijgen. De ontredderende esthetische effecten die dat teweegbrengt, zijn in staat ons nog meer in verlegenheid te brengen. Deze tekeningen hebben niets meer gemeenschappelijks met ander ‘lichamelijk’ tekenwerk van Egon Schiele of wie dan ook: veeleer suggereren ze de intellectuele onmogelijkheid om nog ooit zo pathetisch direct als Schiele te zijn. Wat hier overblijft, is het document dat als het ware uit de Titanic van de menselijke emoties werd opgediept.
Wat suggereert dit verhaal? Bekentenis van een traumatische ervaring? Inflicties aan het eigen lichaam? Genadeloosheid, niet alleen in de blik, maar ook in de beleving van het eigen lichaam, dat een fragment onthult en dan verder dwaalt, op zoek naar de bevestiging van zijn angstige vermoedens?
Door ons het oorspronkelijke document te ontnemen, wordt hier iets in scène gezet dat verder reikt dan het onmiddellijke verhaal: we zien met een schok dat er eigenlijk geen oorsprong kan zijn geweest, het zien van de eerste tekening zou niets toevoegen, maar alles ontnemen dat ons doet nadenken over het verdwenen verhaal, dat van overweldiging, kwetsuren en vervreemding spreekt.
Valérie Mannaerts heeft zich echter niet beperkt tot een reeks van verontrustende beelden: in de oorspronkelijke driedimensionele installatie staan ook twee monitors opgesteld, die het