Schmidt. Hij diept in onbruik geraakte woorden uit de taalschat op, creëert er een heleboel nieuwe, voegt dialect aan zijn palet toe, maakt ook wel es een fout die je als niet-Duitser niet zo gauw op rekening van de meester durft te schrijven. Vandaar dat ik maar al te blij was toen ik daarnaast ook nog twee keer in het Europaïsches Übersetzerkollegium te Straelen terecht kon, op uitnodiging van directeur Klaus Birkenhauer, een Schmidt-fanaat met wie ik eerder al menig uur over de ‘Solipsist uit de Lünerburger Heide’ had gepalaverd.
Een eerste resultaat van dit werk verscheen als het ‘Dossier Arno Schmidt’ in Yang (30ste jg., nr. 5, 1994), dat bestaat uit een inleiding van mijn hand op deze auteur, de vertaling van het verhaal ‘Enthymesis’, evenals de vertaling van de essays ‘Berekeningen I’ en ‘Berekeningen II’. Gesterkt door deze publikatie ben ik alle literaire uitgeverijen afgegaan met het voorstel om Arno Schmidt eindelijk een plaats te gunnen in ons taalgebied, meer bepaald diens roman Aus dem Leben eines Fauns, in Duitsland een longseller met een gecumuleerde oplage van een kwart miljoen exemplaren. Publiceer-nee over de hele linie. O-ver-de-he-le-linie! Tot slot ben ik beland bij het piepkleine Perdu dat mij - al hebben ze weinig geld - een standaardcontract heeft aangeboden, waardoor ik aanspraak kon maken op een werkbeurs. Want ook wij werden geconfronteerd met hetzelfde probleem als Jean-Claude Hémery en Maurice Nadeau destijds; Arno Schmidt vertalen kost tijd, veel tijd, tijd die moet worden betaald. Ik heb dat geld niet, Perdu evenmin. Dus, dit is exact het soort van project waar die werkbeurzen van het Fonds voor de Letteren voor dienen. Tenminste, dat dachten we.
We dachten verkeerd.
In zijn brief van 25 april 1996 laat het bestuur van de Stichting Fonds voor de Letteren weten dat het niet aan mijn verzoek om toekenning van een werkbeurs voor het jaar 1996 ten behoeve van literaire vertalingen in het Nederlands heeft kunnen voldoen: ‘Uw aanvraag voor de vertaling van werk van Arno Schmidt is afgewezen omdat het bestuur niet op de hoogte is van uw kwaliteiten als vertaler uit het Duits’. Mijn vrouw, aan wie ik deze argumentatie voor las, ging dermate hartroerend aan het schateren dat ook ik nu elke keer moet schuddebuiken als ik de zin herlees.
Ik heb met opzet eerst een aantal vertalingen in tijdschriften gepubliceerd om te bewijzen - voor mezelf en voor anderen - dat ik Arno Schmidt aankan. Het bestuur had op de hoogte kunnen, ja moéten zijn van deze publikaties. Naast het zoëven genoemde ‘Dossier Arno Schmidt’ verschenen namelijk nog ‘Drie verhalen uit de Eilandstraat’ (Yang, 31ste jg., nr. 3/4, 1995); mijn inleiding op Arno Schmidt in Dietsche Warande & Belfort (140ste jg., nr. 5, 1995), gevolgd door de vertaling van het tweede hoofdstuk uit de roman Brand's Haide (gepubliceerd in nr. 5 en nr. 6 van dit tijdschrift); en het ‘Verhaal op de rug verteld’, gepubliceerd ter gelegenheid van de verhuizing van Uitgeverij Perdu in september 1995.
De nummers van Yang heb ik in Amsterdam in de boekhandel zien liggen; Perdu is in Amsterdam gevestigd; de publikatie in Dietsche Warande & Belfort, mede uitgegeven door de Amsterdamse uitgeverij De Bezige Bij, kreeg een zeer lovende bespreking in De Volkskrant (met hoofdzetel te Amster-