Stefaan van den Bremt
Gedichten
Bekentenis aan Pablo Neruda
‘Ik moet bekennen dat tapirs op mij lijken’Ga naar margenoot+ las ik in uw memoires Ik beken ik heb geleefd. ‘Dat is geen geheim.’ (Uw vijanden wisten het.) Ik moet bekennen dat mij enige wrevel bekroop toen ik dat las. De onevenhoevige, de Amazone-tapir zat op u te lijken helemaal in Armenië! ‘Toen hij me ontdekt had richtte hij een blik van verstandhouding op me’, staat er. En ook: ‘“We hebben hem nog nooit zo blij gezien,” zei de directeur van de dierentuin.’ Vleiende herinneringen van een oude minstreel met een té groot ego, de bard met zevenmijlsversvoet, de onevenvingerige, het snelschrift te snel. De oude Plautus bekende dat op ons wolven lijken. De dag dat het roedel bij u binnenstormde was u net op tijd de pijp uit, zij moesten hun woede koelen op boekruggen met titels als Twintig liefdesgedichten en één lied van wanhoop, Verblijfplaats op de aarde, Canto general, Ik beken ik heb geleefd.
De wolf leeft nog, bekent de strot, hij bijt. De kanker ook, bekent de kleur die doodt. Helemaal in Armenië treurt de Amazone-tapir.
| |
Son over het graf heen
(voor Nicolás Guillén)
Is ginds het groen nog groen,
En plant de palm pal aan de einder
Jij die de taal niet verlaten
ginds waar de aarde haar taal
Proef op de som van aarde
Jij die je lichaam verlaten
uit het graf met je grafstem,
Dien me met zwarte nachtstem
Diklippige dichter, antwoord,
je, noem het groen weer groen,
en haal de palm pal aan de einder
| |
De Brug van José Lezama Lima
(‘Un puente, un gran puente’)
maar waar een hels verkeer van woorden over
raast, vrachtwoorden zwaar met denkbeelden
geladen, een brug van sporen, onleesbaar
is het wegdek van de brug, de grote brug.
Een brug, een verre brug die je kan horen
als hij met zacht geraas van woorden wordt
geslagen, een brug die spraakkunstig wordt
opgeblazen, geduldig, het gewriemel moe
in de verkeersspits van betekenissen.
Een brug, een broze brug die je ontziet,
die in de lucht hangt tussen overzijden,
slechts bestaande bij de gratie van hun
overbrugbaarheid, een brug die kortsluit
wat hij koppelde, een ezelsbrug.
Een brug, een grote loze hangbrug in
de lucht, op heterdaad betrapt, hij hapt
naar land, het nulde wereldwonder,
een brug van aanwaaiende ruis, gedruis
over de aarde die de zeeën scheidde.
Een brug, een grote brug, en nog te klein,
een noodbrug over de oneindigheid
besloten in de spanne tussen duim en pink,
een dagmars tussen mier en zoete buit,
een brug van louter geuren voor de dove.
Een brug, een vlottende ponton van woorden,
een wegwerpbrug, denkbeeldig bruggehoofd,
een puur speculatieve brug, antieke zuilen
waar Hercules vanouds de brug mee stut
die over zee zichzelf opheft.
|
-
margenoot+
- De citaten zijn afkomstig uit Neruda's memoires Ik beken ik heb geleefd (De Arbeiderspers, serie ‘Privé-domein’, Amsterdam, 1975), deel 2, hoofdstukje ‘Armenië’, p. 65-66. Bij Neruda's overlijden in 1973, dat samenviel met de staatsgreep van generaal Pinochet, vielen veiligheidstroepen het huis binnen waar de dichter lag opgebaard en richtten er verwoestingen aan.
-
margenoot+
- De eerste strofe varieert de beginstrofe van het gedicht ‘Responde tú’ (Geef antwoord, jij) uit de bundel Tengo (1964) van de Cubaan Nicolás Guillén (1902-1989). In vertaling luidt die strofe (de aangesprokene is de anticastristische Cubaan die na de revolutie het land wil verlaten): ‘Jij, die Cuba hebt verlaten, / geef antwoord, jij, / waar zul je vinden groen en groen, / blauw en blauw, / palmboom en palmboom onder de hemel? / Geef antwoord, jij.’ De son is een Afro-Cubaanse liedvorm; Guilléns beroemdste verzamelbundel is getiteld El son entero (Geheel de son).
-
margenoot+
- Dit is een zeer vrije variatie op het gedicht ‘Un puente, un gran puente’ (Een brug, een grote brug) van de Cubaanse dichter, essayist en romancier José Lezama Lima (1910-1976), in wiens poëtica de metafoor een brug moet slaan tussen de zichtbare wereld en de transcendente werkelijkheid.
|