Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 141(1996)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Elly de Waard Gedichten I ik zag het als mijn opdracht haar van alle onheil te ontdoen van alle ongemak te zuiveren, haar te verpuren tot het klare, mijn leed te logenstraffen haar in mijn leven tot die ene tot die ware te maken - ik zag haar als mijn lot. Zij, wel gemaakt van spier en bot, leek mij op stromend water uit een beek of kraan en haar kwikzilveren schoonheid werd als alle water voor mijn voortbestaan even ongrijpbaar als noodzakelijk [pagina 55] [p. 55] II het gerucht van grote dorre bladeren, die rechtop rennend het pad afkwamen, om de getande lila wieltjes van de bloemen hijgend even tot stilstand kwamen; de libellen, verre van te paren, zitten elkaar in wild gevlekte oorlogsmimicri nu achterna over het water waar telkens handenvol zaden in snelle wenteling om hun as als hefschroefvliegtuigjes afdalend landen om zich als scheepjes [pagina 56] [p. 56] verder te haasten, een bruin zeil in top; en heel dit onderhavige, dit ongerijmd ondermaanse waar de hagedis kortstondig over de gespietste schermutselingen van muggen en vliegjes heerseres is - is onderhevig aan beweging, verandering, verstrooiing volksverhuizing, opkomst en ondergang van generaties in één stroomversnelling van tijd en van geschiedenis [pagina 57] [p. 57] III doorschijnende tent van licht, de zijden banen naar de aarde uitwaaierend naadloos zijn gedicht; waarin een heir van wolken zich verzameld heeft; zijn vaandels wapperen aan koperen zuilen die met hemelhoge ramen zich kaatsend een weg naar boven banen; de zon, een gladiator die al zegevierend met zijn brede sabel door de straten trekt Vorige Volgende