Afscheid van een koningin (1975) en Nobele wilden (1979) op een tweede meesterproef van Arion en het werd een sof.
Hans Goedkoop in NRC (7-4-95) is teleurgesteld omdat het hoofdpersonage Daryll Guenepou geen oorspronkelijke Caraïbische figuur zou zijn maar een geïmporteerd cliché van le bon sauvage: ‘Zijn spontane harmonie met de natuur, zijn ongereptheid en zijn wijsheid uit het niets, te danken aan het feit “dat hij nooit in Europa was geweest”, het zijn precies de eigenschappen die Rousseau ooit toeschreef aan le bon sauvage, de nobele wilde die nog niet besmet is door de beschaving. Na de laatste pagina blijf je niet achter met de werkelijkheid van de Caraïben, maar met een oud en stoffig droombeeld uit Europa.’
In tegenstelling tot één van Arjan Peters' conclusies, dat het verhaal van De laatste vrijheid niet veel voorstelt, vindt Xandra Schutte in De Groene Amsterdammer (29-3-95) de roman een kakofonische symfonie waar heel veel samenleving en wereld in is gestopt, een onontwarbaar kluwen van thema's en verhaallijnen, waarin de politieke en sociale inzichten te schematisch blijven.
Haar kritiek geldt dus niet het te weinig aan verhaalstof, maar het teveel, niet de afwezigheid van inzichten, maar het gebrek aan een krachtige en genuanceerde formulering ervan. En streng besluit ze haar bespreking als volgt: ‘Zo krijg je, om een nogal beladen begrip van stal te halen, een akelig “politiek correct” boek, waarin wit het tegen zwart aflegt, de vermaledijde westerse specialisten het onderspit delven en de zwarte gevoelsmens overwint, de tragische Europese held ten onder gaat en de positieve neger blijft leven.’
In Vlaamse kranten en weekbladen was de kritiek minder radicaal. Men koos er gemakshalve nogal eens voor een informatief interview, waarin Arion zijn thema's en motieven naar believen kon toelichten en verduidelijken. Uit het interview in Knack citeer ik een uitspraak van Arion die mij erg belangrijk lijkt voor de beoordeling van De laatste vrijheid. Arion zegt er het volgende: ‘Ik ben bang van culturen waarin mensen naar één mode toe gedreven worden.’
De uitdrukking van de angst voor de gelijkschakeling, de volledige conformiteit, is gepersonifieerd in het personage Daryll Guenepou. Hij verzet zich tegen heersende meningen en weigert zijn gedrag aan te passen aan bevelen van hogerhand, hoe redelijk die ook mogen zijn en hoe sterk ze ook steunen op de objectieve voorlichting van deskundigen. Daryll overwint die angst en wordt daardoor een almachtige neger, ‘slechts tegengehouden door de beperktheden van het bestaan, die eisten dat een mens boekenwijsheid tot zich nam, in plaats van alleen authentieke levenservaring; die eisten dat een mens zich in de arbeidsdeling stortte, de poel