kon verliezen. Dus wie was hij, de niet meer zo jeugdige vis, om deze deskundige prognoze in twijfel te trekken?
Aanvankelijk leek daar ook geen enkele reden toe. Het pleidooi dat de snoekbaars hield was ronduit adembenemend. Met onweerlegbare argumenten bewees hij het ongelijk van de visser alsook de kwaadwillige voorbedachtheid waarmee die de feiten had gepleegd - om te besluiten met de eisen van zijn kliënt: onmiddellijke hertewaterlating, een fiks bedrag aan morele schadevergoeding en last not least, veroordeling van de tegenpartij wegens slagen en verwondingen plus inbreuken op nog een aantal wetten. - Geen speld kreeg je ertussen.
Maar toen kwam, uiteraard, de advokaat van de verdediging aan het woord. Zoiets moest je meemaken om het te geloven. Zo'n gladjanus, daar had de glibberigste vis ter wereld niet van terug. Van gehaaid gesproken! Alle eisen zonder uitzondering van de aanleggende partij verklaarde hij zonder meer onontvankelijk. Om de zeer simpele reden dat de Rechten van de Vis, zoals die goedgekeurd werden door de UNO, uitsluitend betrekking hadden op zeefauna, en bijgevolg niet van toepassing waren op zoetwatervissen. En van inbreuken gesproken: de vis die hier nu zo de verongelijkte speelde, lag die zelf niet op het moment van de feiten naar hartelust te spartelen in water waar ZWEMMEN VERBODEN was, zoals ter plaatse duidelijk leesbaar op een bordje stond aangegeven? - Kortom, de verdediging twijfelde er niet aan of de rechter zou in deze de enig mogelijke rechtvaardige beslissing treffen, enzovoort.
Hoe kon hij het weten! De uitspraak van de rechter sloot zich aan bij elk van de door hem naar voren gebrachte standpunten. De snoekbaars en zijn onfortuinlijke kliënt wisten niet waar zij het hadden bij het aanhoren van zoveel wraakroepend onrecht. Maar het ergste moest nog komen: de edelachtbare magistraat ging uit eigen beweging nog een stapje verder dan de gladde advokaat. Dat de eisende partij wederrechtelijk (zoals hij het noemde) de Rechten van de Vis had ingeroepen om deze zaak aanhangig te maken, interpreteerde hij geloof het of niet als meineed! En wie zich daaraan schuldig maakt wordt, zoals bekend, zonder uitstel ter zitting gearresteerd. - Wat dus gebeurde.
De rechten van de verdediging en vooral de Rechten van de Vis worden hier schandelijk met de voeten getreden! riep advokaat Snoekbaars met schorre stem. Waarop zijn gladde konfrater gevat: Wat kom jij ons van voeten spreken? Je hebt geen been om op te staan!
Maar: er is nog meer! ging de rechter verder (nadat hij het goedkeurend gegniffel in de zaal had tot bedaren gebracht). Een vis, altans een zoetwatervis zoals in het geval dat ons hier bezighoudt, heeft geen rechtspersoonlijkheid. We hebben dus te maken niet met personen maar met objekten. Die ik hierbij, in hoedanigheid van bewijsmateriaal, verbeurd verklaar. Zitting geheven!