Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139
(1994)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Philip Markus
| |
[pagina 317]
| |
citeitskasten, op deuren van dichtgetimmerde panden, op prullebakken, achter winkelruiten, in broodjeszaken, op karton gekleefd aan brugleuningen vastgeschroefd, als een sandwich om de ranke lantarenpalen, en een enkele keer op een aanplakzuil. Het nieuwe seizoen stond voor de deur.
Iemand legde mij eens uit hoe de Parijse metro is georganiseerd. Men loopt altijd vele kilometers door onderaardse gangen en legt grote afstanden af per roltrap. Over één spoor rijdt een treintje heen en weer. Via een ingenieus systeem van verwisselende halte-bordjes wordt de suggestie gewekt dat men reist. In werkelijkheid loop je vrijwel de gehele afstand.
Ga naar margenoot+ De enige affiches waar ik oog voor had, waren de aanplakbiljetten achter het raam van het bureau van politie aan de Singel. Men zocht voortvluchtige misdadigers. Hun portretten hingen er in zwart-wit. De beloning als je er één kwam inleveren, bedroeg meestal 25.000 gulden. De posters hingen er soms maanden achtereen zonder te worden verwisseld. Op een dag hing er een nieuw biljet. Er werd om aanwijzingen verzocht om de moord op Peter Paul Black op te helderen. Het op het witte papier afgebeelde fotoportret toonde een knappe jongeman met lang golvend haar. Het toonde enige gelijkenis met het zelfportret van de jonge Dürer. Peter Paul Blacks wangen waren nog glad. In de begeleidende tekst stond dat zijn lichaam uit de haven van Rotterdam was opgedregd. Hij was met een kogel om het leven gebracht. Het lichaam vertoonde sporen van marteling. Deze keer had ik geen fantasie nodig voor een gouden tip. Mijn herinneringen volstonden.
Ik was iemand die een duistere nachtclub binnenliep en die uit alle macht zijn zenuwen onder controle probeerde te houden. Ik zag vrouwen die niet meer mooi waren en mannen van middelbare leeftijd die zich krampachtig aan het jachtende optimisme van hun jeugd vastklampten en met glanzende ogen de verwachting van iets ongenaakbaars en onafwendbaars trachtten te herleven. Het leek alsof ik nu pas de arm om mijn schouders voelde van de persoon die me in dit leven binnenleidde.
Schuin voor me op de hoek van de bar zag ik de vriend van Sonia. Hij sprak met iemand die met de rug naar me toe op een barkruk zat. Hij had halflang donkerblond haar dat over de kraag van zijn leren jack viel. Naast mij zei Sonia dat dat ‘Batty’ was, één van de gevaarlijkste mensen van Amsterdam. Ik keek haar aan. Ze was mooi, zelfbewust en straalde van opwinding. Ze stelde me aan Batty voor. Hij leek op een rattige linksbuiten van Ipswich Town en sprak Engels met het raspende keelgeluid dat door sommige vrouwen | |
[pagina 318]
| |
aantrekkelijk wordt gevonden. Zijn handdruk was stevig. Zijn charme besteedde hij uit aan Sonia, daardoor tegelijkertijd de ijdelheid van haar vriend strelend. Die bestelde op dat moment van trots iets te drinken voor ons. De nachtclub heette ‘The Gold Rush’. De eigenaar was een oude Amerikaanse hippie die zoals alle werkloze internationale hippies in zijn levensonderhoud voorzag door verdovende middelen te verhandelen. De naam van zijn drug luidde XTC. Hij had de pil uit Californië meegenomen, waar zij in de bars werd verkocht, totdat dit verboden werd.Ga naar margenoot+ De bijsluiter beloofde een euforische stemming en ongekende seksuele ervaringen. De handel floreerde niet. Het enige wat aan zijn toog werd verkocht was in luciferdoosjes verpakte cocaïne, die een etage hoger op het toilet werd opgesnoven.
De vriend van Sonia, die toen nog niet haar vriend was, was tijdelijk in Amsterdam neergestreken. Hij was in het eerste jaar van de oorlog in Camden Town geboren. Zijn vader was Macedonisch, zijn moeder Schots. Hij had negen jaar in India gewoond, al voordat de Beatles er hun Maharisji vonden, en frequenteerde sedert die tijd de intercontinentale halteplaatsen voor buitenmaatschappelijke vrijbuiters. Hij had een fortuin verdiend en weer verbrast met de handel in hasj. De contacten die hij hieraan had overgehouden, garandeerden hem de mogelijkheid nog af en toe bij een transactie betrokken te raken. Zijn hebzucht en zijn talent om voortdurend de aandacht op te eisen, stonden hem verder bij in zijn manoeuvres. Hij had het fysiek van een straatvechter. Hij leek op een slang, maar niet op het soort slang dat je opgerold in de vitrines van de dierentuin zag liggen. In de oudheid droegen sommige priesteressen diademen. Soms stak uit dit sieraad de gouden kop van een slang, met groene edelstenen als ogen ingelegd. Het lijf was als een gouden band om het hoofd gekronkeld. Toch had de straatvechter iets hulpeloos over zich. Ik weet niet of Sonia inmiddels beseft dat ze hierdoor werd aangetrokken en dat deze eigenschap ervoor zorgde dat ze door het leven doolde als een ziekenverzorgster over het slagveld, de ochtend na de strijd. Die avond was het de sjofele rode Porsche die ze zag, toen ze na sluitingstijd als het liefje voor één nacht met haar vriend uit de Gold Rush kwam.
Hulpeloosheid is een voorwaarde om een trance te kunnen ondergaan. Ik bleef al die tijd in de buurt. Aan mij werden de verhalen verteld. De vriend van Sonia heette Joe. Hij nam de illegale handel van de nachtclubeigenaar over. Maar Amsterdam wilde er nog steeds niet aan.
Het chemisch hulpmiddel werd hallucinerend genoemd en vergeleken met LSD, dat goedkoper was. Joe was zelf zijn grootste afne- | |
[pagina 319]
| |
mer. Hij vertrouwde op zijn ervaring en duwde een ieder die zijn mond wilde openen de pil door de strot. Misschien dat sommige gebruikers uit die tijd de sfeer als ‘legendarisch’ willen omschrijven. Ze gaan hun gang. Wellicht weten drugssociologen het succes te verklaren. De pil werd mode en Joe werd weer rijk. Macht trekt macht aan. Macht kent vele gezichten. Succes spreekt zich rond.
De Gold Rush vulde zich met boeven en bandieten uit alle windstreken. Zij waren losgeslagen, zoals hun soortgenoten die een eeuw vroeger leefden en het als hun voornaamste taak zagen om prinsen en kroonprinsen op te blazen, of plannen te beramen die op den duur hetzelfde effect zouden hebben, namelijk het teniet doen van de orde van het pluimveeveren dragend gezag. Hun aanslagen waren niet zo zichtbaar als die van de anarchisten van destijds. Het enige wat zij vooralsnog opbliezen, waren hun hersencellen. Maar in hun mentaliteit was reeds iets kenbaar van wat nu in de massamedia zichtbaar is geworden. Er school in hun gedrag een merkwaardige opofferingsgezindheid, als hadden zij hun persoonlijk geluk opgegeven omwille van een volgende, nog onschuldige generatie. Zij hielden zich bezig met het laten verdwijnen van hun eigen bestaan. In feite toonden zij aan hoe ziek, gecorrumpeerd en door en door verrot de politieke en sociale structuren waren, waarin zij waren opgegroeid. Die hadden hen gemaakt tot wat zij waren, een besef waar zij zich cynisch naar schikten. Om een leugen te kunnen leven is de veronderstelling nodig dat iedere waarheid een leugen is. Uiteindelijk telt alleen nog geld.
De boeven en bandieten in de Gold Rush beheerden de buit. Zij vierden feest in de schatkamers. Hun vrouwen hadden ze omhangen met de duurste juwelen. Aan hun vingers schitterden diamanten en gouden ringen. Aan de muren van hun huizen hingen de meest exclusieve stoffen, zijde uit Thailand, kasjmier uit India en handgeknoopte tapijten uit Afghanistan.Ga naar margenoot+. Kostbare Boeddhabeelden stonden op eeuwenoude tafels en kasten. Ze vierden feest terwijl de oude vermoeide wereld op haar laatste benen liep. Avonden en nachten achtereen snoven ze de kristalwitte cocaïne die hun fantasie op hol joeg en ieder van hen tot het middelpunt van het universum maakte. Ze woekerden met hun leepheid en koesterden zich erin. Gretig doken ze af op berichten die van de corruptie van machthebbers getuigden. Dagenlang liepen ze rond met kranteknipsels waarin het ongeluk met de Space Shuttle werd verklaard. Men weet het aan het cocaïnegebruik van de vluchtleiders. Het stond er niet letterlijk, maar met bleke vingers tikten ze op de regels die het suggereerden. Nog mooier was de arrestatie van de burgemeester van Washington. Het drama werd op de voet gevolgd en vormde de aanleiding voor de wildste speculaties. Er werden theorieën ontwik- | |
[pagina 320]
| |
keld waarin altijd weer het cocaïnegebruik centraal stond. Ze vormden een spinneweb dat horizontaal over de tijd lag en dat lijnen trok van het Witte Huis naar de in het wit geklede Paus, via het kartel van Medellin naar de staatsschulden van de Zuidamerikaanse landen en dat tot in de woonkamers van iedere politicus en topindustrieel reikte. Ze herinterpreteerden ook het verloop van de wereldgeschiedenis aan de hand van de dode zeerollen, die de notulen waren van een paddestoelencultus, Johannes de Doper, Jezus Christus die zijn visioenen niet kreeg van het op sprinkhanen kauwen, Julius Caesar en Cleopatra, Boeddha, Lao Tse en Mohammed, tot en met Adolf Hitler, die ze alsnog postuum aan de dope brachten. Ieders bijdrage aan dit soort verhelderende discussies bracht een bevestiging. Er deugde niets in de wereld. Hoe harder zij snoven, hoe eerder de hypocrisie zou zijn aangetoond. Bouterse en Brunswijk voerden een drugsoorlog. Van den Boeynants ontvoerde zichzelf enGa naar margenoot+ vierde dagenlange orgieën met kleine kinderen. Men herkende zijn soortgenoten ogenblikkelijk. De berichten werden met vettig hoongelach begroet. We naderen Bhagwan en de wondere wereld der sukkels.
Joe had inmiddels een aardig kapitaal bij elkaar gehandeld en Sonia had hem een zoon gebaard. Vaak werden de feesten in de Gold Rush voortgezet op de tweede etage van een verbouwd pakhuis een paar deuren verder. Hier woonde een echtpaar met zes kinderen. De vrouw had grote bewondering voor de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw. Haar kinderen droegen namen als Anthonie, Saskia en Peter Paul. De meisjes hadden een nogal druilerig gezicht. De voltallige familie heb ik nooit ontmoet. De vrouw was van Antwerpse afkomst, de man was een Ier. Ze hadden elkaar in de jaren zestig in Londen leren kennen. De vrouw behoorde tot een mode-ontwerpgroepje dat Flash Turtle heette. Haar grootste wapenfeit was dat ze het pak had genaaid waarin John Lennon op de hoes van de Sergeant Pepper LP stond. Nu knipte en naaide ze af en toe een carnavalspak voor iemand, of beschilderde de muren van een kapsalon. De rest van de tijd was ze voortdurend in de buurt van de zaak van haar man. Diens handel bestond uit de verkoop van kleinere en grotere hoeveelheden cocaïne. Haar overlijden als gevolg van een hartstilstand haalde de krant. In een korte necrologie herdacht het NRC-Handelsblad haar plaats in de hedendaagse cultuurgeschiedenis.
Het waren de kinderen uit dit gezin die als oppas voor het kind van Joe en Sonia werden gevraagd. Joe's carrière had intussen een belangrijke wending genomen. Hij was de compagnon van een van de grootste drugshandelaars van de wereld geworden. Hierdoor verkreeg hij rechten en garanties die hem in één klap van iedere concurrentie verlosten. De concurrentie werd zijn klant. De zaken liepen gesmeerd. | |
[pagina 321]
| |
Er was reeds een organisatie aanwezig waarbinnen het verkeer kon plaatsvinden. De compagnon was namelijk een van de belangrijkste mensen binnen het gevolg van de Bhagwan. Zijn boevennaam luidde Arjuna. Joe beklaagde zich op feestjes tegen eenieder die het horen wilde, en vooral tegen Sonia, dat zij niet wilde ingaan op zijn verzoek om met zijn compagnon te slapen. Door het monopolie op de handel in XTC binnen de kringen van de Bhagwan-organisatie te houden, kon men de beroepscriminelen buiten sluiten. Er was echter snelheid geboden. In laboratoria probeerde men het produkt reeds na te maken. Het Bhagwankartel betrok haar pil van een Duits chemiebedrijf, een dochteronderneming van het Dietrich-Müllerconcern. Het was dezelfde onderneming die al eens in opspraak was gekomen wegens het via omwegen leveren van benodigdheden voor de Lybische atoombom. Men hield evenwel de schijn op dat de pil uit Californië kwam. Een Duitse pil danst niet zo lekker.Ga naar margenoot+ De internationale verspreidingspunten waar het meeste geld doorheen vloeide, alsmede de grote smokkeltransacties, waren secuur in handen van de sanyassins. Niet alleen droegen zij al een schuilnaam en wisten ze elkaars paspoortnaam niet, zij waren hetzelfde ideaal toegedaan.
In een recent verleden, toen de veertigers en vijftigers die het hogere kader binnen de Bhagwan-organisatie vormden, nog bloemenkinderen waren, bekommerden ze zich in hun directe omgeving om een geweldloze wereld waarin de liefde voor elkaar vanzelfsprekend was. Het gevoel van toen, althans de nostalgische herinnering eraan, vond men terug in de extase van de Bhagwan-beleving. Er werd tijdens groepssessies veelvuldig XTC gebruikt. In feite ging het niet om een drug maar om een therapeutisch hulpmiddel. De impliciete belofte was dat ditzelfde geluksgevoel ook op natuurlijke wijze kon worden opgewekt. Een veelgebruikte metafoor voor geestelijke ontwikkeling en zelfontplooiing was ‘de weg’. Over deze weg reed de Bhagwan stapvoets in een geblindeerde, bacillenvrije Rolls Royce, aan weerszijden geflankeerd door met mitrailleurs bewapende lijfwachten, langs hagen van in katzwijm vallende aanbidders. De weg leidde naar Poona.
Joe ging naar Poona voor een drieweekse cursus. Hij deed dit niet uit geestelijke nood, maar uit zakelijke overwegingen. Hij was klaar voor zijn laatste grote slag, die hem in één keer vele malen miljonair zou maken. Hij gebruikte zijn contacten uit de Londense onderwereld en bevoorraadde zowat in zijn eentje de duizenden wekelijks op afgelegen industrieterreinen dansende kinderen. Aan het einde van deze ‘summer of love’ keerde hij naar Amsterdam terug. Zijn tafel van Metz & Co lag vol met stapels bankbiljetten. Deze werden op een avond na middernacht opgehaald door twee Duitse sanyassins | |
[pagina 322]
| |
metGa naar margenoot+ woeste rossige baarden, die hen het uiterlijk verleenden van boekaniers. Ze bleven een kwartier, dronken een glas champagne, laadden het geld in een rugzak en verdwenen weer. De volgende dag vertrok een vliegtuig naar Brazilië. In dat land kon Joe leren zweefvliegen. Op Bali kon hij meubels kopen. In India kon hij surfscholen openen. Op Ibiza kon hij appartementen verhuren. In Kenia kon hij op olifantenjacht. In Amsterdam kon hij het gemakkelijkst aan cocaïne komen. Na een jaar had hij er genoeg van. Vader, moeder en kind vertrokken in een aan een transadantische smokkel overgehouden Chevrolet-kampeerbus naar Ierland om daar paarden en een kleine veestapel te verzamelen en zich zo een boerenbestaan te verwerven. Ierland heeft geen uideveringsverdrag met Engeland.
In die dagen stond ik op het punt te gaan trouwen. Om dit feit te vieren kocht ik een fleurige das voor mijzelf en een beeldige jurk voor mijn vrouw. De toekomst lag open. We vertrokken samen naar Sicilië, vierden er mijn verjaardag, de uitbarsting van de Etna en de sinaasappeloogst, en keerden gescheiden terug. De toekomst lag nu helemaal open.
Weken achtereen brandden er op de Herengracht 's avonds laat slechts twee lichten, de lamp boven mijn bureau en die in de werkkamer van de burgemeester. Uit die tijd stamt ook onze sympathie voor elkaar. Wij wensten elkaar een goede nachtrust, hoewel dit soms op een tijdstip geschiedde dat de eerste trams uit de remise reden en begroetten elkaar als we voor het slapen gaan het vuilnis buiten zetten.
Het portret van Peter Paul Black staarde me meerdere malen per week aan als ik het op weg naar de bibliotheek passeerde. Meer dan de voorspelling van een vriendin, wier vader voor de oorlog bokskampioen van Riga was geweest, omtrent ‘een schaduw uit het verleden’ die tijdelijk in mijn leven zou terugkeren, maakte de herinnering waartoe de vermoorde jongen me had gevoerd, plaats voor de terugkeer van Sonia. Het was geen verrassing voor me toen ik hoorde dat ze weer in Amsterdam woonde. De verhouding met Joe was nu dusdanig dat ze haar zoontje op een bepaalde dag op een afgesproken plaats op een afgesproken tijd met het vliegtuig moest ophalen. De postbode wist me in dezelfde week te vertellen wat mijn nieuwe adres was.
De woning die mij was toebedeeld, lag in de voormalige Bhagwan-kazerne aan het Cornelis Troostplein. Het traliehek dat het portiek ervan kon afsluiten stond open. De lichtbruine houten deur had meerdere sloten. Ik drukte zoals mij was geadviseerd op de bel die Rob heette, vond het juiste slot en ging naar binnen. | |
[pagina 323]
| |
Rob bleek een kalende jongeman met een benig gezicht te zijn. Zijn kortgeknipte haar was oranje. Een felrode wollen trui wees op brandgevaar. Zijn ribfluwelen broek was wijnkleurig. Zijn schoenen waren roodbruin. In zijn magere witte hand, waarop een uitbarsting van sproetenGa naar margenoot+ zichtbaar was, hield hij een enorme sleutelbos. De rondleiding door het pand vond op mijn initiatief plaats. Mijn besluit hier niet te gaan wonen stond al van tevoren vast. De receptieruimte was geheel opgetrokken uit geplastificeerde spaanplaten waarin de kleur wit zich misnoegd had teruggetrokken. Door het raam was de tuin te zien. Deze werd door de twee vleugels van het gebouw omsloten. Op het tegelterras, waar gras en paardebloemen opschoten, stonden verregende tuinstoelen die niet bij elkaar hoorden. Van het tuinhuis waren sommige ramen gebroken. Het dak was ingestort. De rondleiding voerde langs gesloten deuren. Een drietal kamers in een lange smalle gang was nog vrij. Ze lagen naast elkaar. Ik kon kiezen. Onder de verlaagde plafonds kon je slechts met gebogen hoofd staan. In alle kamers brak een huilvlonder rigoureus in op het statige effect van de hoge ramen. Ik ervoer de doodzieke vertimmeringen als het resultaat van een mentaliteit die, in weerwil van de eeuwige glimlach van Osho, zijn grenzeloze tolerantie, en zijn aanprijzen van de bevrijdende rijkdom van het innerlijk leven, bestond uit passiviteit en willoosheid. Het was niets anders dan een camouflage van het besef dat men een grote sukkel was die, als de meditatiemethode aangaf dat dit bevorderlijk was voor de ontdekking van je diepste wezen, er niets op tegen zou hebben weken van zijn leven in een luier te slijten.
Ik ben samen met de televisie opgegroeid. We zijn door dezelfde mensen en instanties opgevoed. Het verschil tussen mij en de televisie is dat de televisie overal ja op zegt. Ik beschouw de televisie als mijn broer. Mijn broer is bij de Bhagwan.
Peter Paul Black is door Batty vermoord. Batty was Ier. De vader van Peter Paul Black was ook een Ier. Batty was kind aan huis bij de familie Black. De aanleiding tot de daad vormde een bedrag van een miljoen gulden dat aan de vader van Peter Paul in bewaring was gegeven. De oude Black bestreed dit. Batty zou de bergplaats achterhalen. Hij ontvoerde de zeventien- of achttienjarige zoon en hield deze op een geheime plek gevangen. Peter Paul Black werd dagen achtereen aan martelingen onderworpen. Hij kon niet zeggen waar het miljoen was. |
|