Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 632]
| |
[pagina 633]
| |
Is
dit is van het heel schuwe
het beginnende begin
dit is het onder het regenen
gelegene ooglid. dit is
van het rustige van lippen
het onlistige
| |
[pagina 634]
| |
Gedicht
niet zijn grootvaders maan
niet de landstraten waarin
hij met droompauwen liep
niet zijn gebedsamulet
niet het wolkig gebied
tussen twee lippen in
niet zijn alledagswaan, niet
zijn doorschoten wiek
maar zijn gedicht
| |
[pagina 635]
| |
Oog
schoonheid overtreft
schoonheid. zozeer
roept zij tranen op
in haar ogen
dat de wimpers, de
schuldeloze, als vleugels
gebogen zijn over
hun nestholen
| |
[pagina 636]
| |
Weinig
weinig is het gaan
van de aarde, stilstand
is het meest gebleven
na eeuwen is het nog wit
zo stil soms als iets
dat niet is verdwenen
| |
[pagina 637]
| |
Lacht
nacht, stilte
grondeloos. iemand lacht
alsof hij lacht
uit andermans eeuw
alsof hij lacht
onder water, lacht
onder sneeuw
| |
[pagina 638]
| |
Ach
denkend de regen, de wereld
voorbij welhaast
ach, wat bestaat
was het dan ooit zo laat
dat het niet eerder werd?
ach, wat bestaat
o windvogeltje, lier
waar niemand aan draait
ach, wat bestaat
|
|