Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 491] [p. 491] Serge van Duijnhoven Gedichten De vlucht van de magiër I Het is niet zonder bijbedoelingen dat hij zijn kussen pakt en de poes met de ochtend tegen de hemel geplakt de dag losmaakt van de rest van het leven na een nacht van donkere regen (...) Het dode oog in het plafond verwijt hem zijn vermoeidheid het verwijt hem de pijn die niet wil genezen het verwijt hem de angst niet onzichtbaar te kunnen blijven (...) op de trap ligt de post voor zijn gade hij steekt de brieven in zijn zak hij zoekt de sleutel onwillekeurig herkent hij in zijn gebaren de trekken van zijn vader [pagina 492] [p. 492] II op de binnenplaats gillen de kinderen alsof ze met stokken geranseld worden terwijl het ijzeren hek achter hem jammert hoort hij hoe de douchedruppels van de muren worden gestript (...) hij springt op zijn fiets en jaagt en jakkert bezeten langs de school met de dichtgetimmerde ramen de parochiekerk waar hij getrouwd is nu een mortuarium (...) voortgedreven wordt hij door de sirenes op maandag iedereen zal verbaasd staan dat hij niet zal terugkeren de magiër met schrik voor het kwik van de slaap waarin hij zijn goden niet van zijn dromen te scheiden ziet [pagina 493] [p. 493] The night that mysterious, little Sputnik appeared, we could no more see our dreams reflected in the sky. So we went crazy. Roger Walcraft De komst van de Spoetnik I De hemel, de vrede, het asiel noem het, en zij heeft erin geloofd, ook 's nachts houdt zij de ramen op een kier met uitzicht op de stad (...) Ze ziet het eerste licht dat van de huizen beneden komt, ze hoort de wind, de stoelen schuiven op het balkon de flat is haar doorsneden naoorlogse wereld (...) Was er alleen maar wat meer van haar muziek die door de muren sijpelde, licht van een andere soort, een andere slaap dan die van uitputting [pagina 494] [p. 494] II Nu is er enkel de koude waar- tegen ze moet vechten met het licht dat over de muren kruipt, dat stijgt tot het dooft in haar hoofd droomt ze van een donkere hal (...) Van een deur die wordt geopend van wind die zich een weg zoekt naar boven - en gaat liggen op de trap in de kille, kleurloze ochtend van die dag in oktober, 1957 (...) Op de radio hoort zij weer van zijn komst, zij rookt een sigaret, likt haar lippen en huilt. Wie leeft wil hulp aan wonder [pagina 495] [p. 495] ‘Het beste wat ik je kan wensen is wat tegenslag...’ F. Scott Fitzgerald In Morpheus' armen 1936. September. Nieuwe episode. Al diegenen die hier een maand geleden nog waren met hun kwalen schrijven mij nu briefkaarten: Scott, kop op het oude keert terug in lachspiegel boek, of rijdt voorbij. Een ijzeren wagentje op rubber wielen geen glazen alleen kopjes (de dokters drinken uit bekertjes) Die heldere zomer lijkt een half leven geleden. De barbecueparties de citroenen die rijpten aan de bomen, en de mislukte duik van die veel te hoge plank. Mis. Ik ben een wreed onder handen genomen kind, mijn penis is met mijn spieren verslapt van alle slaap de zomer borrelt weg het leven smelt Vorige Volgende