Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 421]
| |
Geert van Istendael
| |
[pagina 422]
| |
Nu, goed twee decennia ouder, lees ik de voortreffelijke inleiding die professor Musschoot heeft geschreven voor de bloemlezing uit Van Nu & Straks en ik val van de ene verbazing in de andere. Mijn half nukkige, half je m'en fous-antwoord aan Frank de Crits was veel wijzer dan ik ooit had kunnen vermoeden. Ik lees over ene Jacques Mesnil, die artikelen schreef voor Vermeylens tijdschrift en die een ‘verdediger van een individualistisch anarchisme op Stirneriaanse grondslag’ wasGa naar voetnoot1. Mesnils ‘invloed is doorslaggevend geweest voor Vermeylens “bekering” tot het anarchisme en bovendien heeft hij, ook nadat Vermeylen het anarchistische standpunt had verlaten, zijn ideeën verder in Van Nu & Straks uiteengezet.’Ga naar voetnoot2 En op de volgende bladzijde lees ik dat Ferdinand Domela Nieuwenhuis twee belangrijke bijdragen aan Van Nu & Straks heeft afgestaan. Domela Nieuwenhuis was in die jaren een beroemdheid. ‘Geen man in Nederland die zooveel liefde en zooveel afschuw wekt,’ schreef professor Allard Pierson over hem in 1887. Domela Nieuwenhuis stierf in 1919. Op zijn uitvaart naar Westerveld werd hij door arbeiders drie uur lang door Amsterdam gedragen. Anne-Marie Musschoot noemt Domela Nieuwenhuis volkomen terecht de vader van het Nederlandse anarchisme. Vermeylen nu was allerminst een zonderling. Zijn neiging tot anarchisme was een jeugdbevlieging waar hij zeer snel van genas; zijn vriend Jacques Mesnil zou in dat verband van verraad spreken. Dat die bevlieging juist anarchistisch was, is minder eigenaardig dan we op het eerste gezicht zouden denken. Heden ten dage wordt het anarchisme vaak gesitueerd in de sfeer van het terrorisme (ten onrechte trouwens) en misschien, heel misschien, door mensen die wat Orwell of Hemingway hebben gelezen, in de buurt van de Spaanse burgeroorlog. Ga naar margenoot+In de jaren '90 van de vorige eeuw stond de jonge Vermeylen te popelen om de aarde in bezit te nemen. We hadden de dingen maar om te grijpen: Seid umschlungen, Millionen! en strekten de handen uit tot alles waar opstand en vrije beweging uit sprak. 't Schoon en sterk heidensch leven dat we wilden!Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 423]
| |
In de jaren 1890, de tijd waarin Vermeylen zo driftig stond te trappelen op de rand van de volwassenheid, was het anarchisme een krachtige, bij intellectuelen alom geliefde, maar in landen als bijvoorbeeld Frankrijk ook massaal gevolgde sociale beweging en kon het in de vakbeweging wellicht zelfs nog gelden als een volwaardig alternatief voor de meer autoritaire, marxistische socialistische stroming. Ik denk dat een kleine uitweiding hier onmisbaar is.
In 1864 ontstond het Internationaal Werkliedenverbond, ook wel Internationale Arbeidersassociatie genoemd of, kort en goed, de Eerste Internationale. Een eerste breuk in die vereniging kwam al vier jaar later. Op het congres van Brussel (1868) werden de voorstanders van privé-bezit, ook wel de ‘mutuellistes’ genoemd, de volgelingen van ‘le père de l'anarchisme’, Pierre-Joseph Proudhon, in de minderheid gesteld. Ga naar margenoot+De echte conflicten zouden pas een paar jaar later komen, tussen de autoritaire groep, geleid door het niets ontziende, intrigerende, scheldende genie Karl Marx en de enigszins fantastische Russische edelman Michaël Bakoenin. Voor we Bakoenin schouderophalend afdoen als een samenzweerder en warhoofd moeten we toch noteren dat de arbeidersbeweging, voor zover die in de jaren '70 van vorige eeuw al bestond, in Spanje en Italië, en ook in Zwitserland en België, veeleer naar hem luisterde dan naar Marx. In Spanje heeft het overgrote deel van de arbeidersbeweging dat trouwens volgehouden tot het einde van de burgeroorlog in 1939, toen de anarchisten of gewurgd werden door de fascisten of op bevel van agenten van Stalins Komintern werden gefusilleerd. Maar dat terzijde. Zowel de volgelingen van Marx als die van Bakoenin mogen worden beschreven als communisten, maar we moeten dat woord dan even ontdoen van de sinistere, bloedige bijbetekenis die het in onze eeuw heeft gekregen. Alleen keerde Bakoenin zich resoluut tegen autoriteit, en vooral tegen het staatsgezag. Logisch met zichzelf was hij tevens tegen een arbeiderspartij die tot doel had de staatsmacht te veroveren en ten dienste te stellen van het proletariaat. Bakoenin heeft profetisch gewaarschuwd voor de gevaren van het staatscommunisme. De afkeer van de staat en daarmee gepaard de afkeer van politieke, parlementaire actie, zullen wezenskenmerken van het anarchisme blijven. In de eerste jaren zag het ernaar uit dat de niet-autoritaire stroming de overhand zou halen binnen de Internationale. Maar op het vijfde congres (1872 in Den Haag) scheurt de arbeidersbeweging in twee stukken. Marx heeft zorgvuldig een meerderheid bij elkaar geïntrigeerd en de marxisten zetten de anarchisten bui- | |
[pagina 424]
| |
ten de deur. Het is uit met de Eerste Internationale. Ze verhuist naar New York en sterft daar een stille dood. De anarchisten bereiden onmiddellijk na hun uitsluiting hun eigen Internationale voor in het Zwitserse stadje Saint-Imier, raar maar waar. Ga naar margenoot+We kunnen ons nu nauwelijks voorstellen dat propere Zwitserse plaatsjes broeihaarden van anarchisme waren. Toch is de Zwitserse Fédération Jurassienne jarenlang de drijvende kracht geweest in de internationale anarchistische beweging, toch werd in het keurige, Helvetische La Chaux-de-Fonds beslist dat anarchisten zich voortaan tegen de wettelijkheid zouden keren en zouden overgaan tot de individuele propaganda van de daad, la propagande par le fait. In de praktijk leidde dat in de jaren 1890, tien jaar nà die beslissing, in Frankrijk tot de ‘terreur noire’, de zwarte terreur, tot de aanslagen van Ravachol, Vaillant en Henry. Sindsdien kleeft aan het woord anarchisme altijd een bijbetekenis van zinloos geweld. Vooral de nobele Ravachol en Vaillant spreken tot de verbeelding van jonge, anti-burgerlijke intellectuelen. Zo schrijft Vermeylen op 12 april 1892 aan Emmanuel de Bom (tja): ‘Dien dag moeten we allen zeer Ravachol-achtig zijn. Dien dag moeten we volstrekt eenige burgers... opeten.’Ga naar voetnoot4
In Frankrijk ontwikkelt zich een brede arbeidersbeweging op anarchistische grondslag, het anarcho-syndicalisme. Onder invloed van Fernand Pelloutier zal de Franse vakbeweging zich beginnen af te keren van het volgens de anarchisten verwerpelijke want kortzichtige en te veel aan kapitalistische verhoudingen onderworpen reformisme. De vakbeweging moest revolutionair worden, klaar staan om, buiten het parlement en de politiek, de organisatie van produktie en economie over te nemen. Al in 1894 kiest de Franse nationale federatie van vakverenigingen voor de voorrang van vakbeweging op politieke actie. Voor de vakbondsmensen is de algemene werkstaking het instrument om voorgoed een einde te maken aan de loonslavernij. Gaandeweg beginnen de anarchisten de hele Franse vakbeweging te beheersen. Het spreekt tot de verbeelding dat de C.G.T., zelfs nu nog een betonnen bolwerk van de Franse communisten, jarenlang gebloeid heeft onder leiding van hun aartsvijanden, de anarcho-syndicalisten. In België waren elementen die naar anarchisme neigden sterk aanwezig in de zich ontplooiende socialistische arbeidersbeweging. Maar dat de vakbond ‘Syndicale Commissie van de Belgische Werkliedenpartij’ genoemd zou worden, geeft toch ondubbelzinnig aan | |
[pagina 425]
| |
dat de politieke vleugel van de beweging het overwicht had. Dat je in die tijd alleen kon aansluiten bij de vakbond door lid te worden van de partij was voor rechtgeaarde anarcho-syndicalisten onaanvaardbaar. Het anarchisme als brede sociale beweging had in België geen schijn van kans meer toen de socialisten in 1893 een eerste vorm van algemeen stemrecht hadden afgedwongen. Tussen de twee wereldoorlogen zou het anarcho-syndicalisme vooral in Spanje nog een maatschappelijke factor van betekenis blijven. Na 1918 helden de intellectuelen over tot het communisme en zelfs tot het fascisme. In België kwamen de meesten terecht in de sociaal-democratie.
Het staat vast dat Vermeylen het anarchisme heeft leren kennen door zijn omgang met Jean-Jacques Dwelshauvers, alias Jacques Mesnil. Dwelshauvers-Mesnil was Vermeylens kompaan op het atheneum, ze bleven bevriend toen ze beiden aan de Université Libre de Bruxelles studeerden. Jacques Mesnil was van zeer goede, burgerlijke afkomst en Franstalig, wat hem niet belette ijverig stukken te leveren voor Van Nu & Straks. Maar hij schreef ook in L'Etudiant socialiste en in La Société Nouvelle. Hij zou in Italië gaan studeren en leerde daar Errico Malatesta kennen, de belangrijkste figuur van het Italiaanse anarchisme en later een van de meest verbeten tegenstanders van Mussolini. In de nieuwe reeks van Van Nu & Straks zou Mesnil aan de anarchistische een zevendelige bijdrage wijden. In de jaren '90 van vorige eeuw bestormden welgestelde, maar linkse liberale jongeren de burchten van het ouderwetse, gecultiveerde liberalisme waarin ze waren opgegroeid. De gevestigde, antiklerikale liberalen merkten plots dat ze niet één adder maar hele adderkluwens aan hun borst hadden gekoesterd. Vrijzinnig - in de Belgische betekenis van het woord - waren ze natuurlijk wel, die jonge intellectuelen in wording, maar dan zeer extreem, met sterke sympathie en levendige belangstelling voor het anarchisme. In een brief aan Emmanuel de Bom (oktober 1893) heeft Vermeylen het over een programma van wat hij noemt een synthetische, monumentale, zelfs religieuze gemeenschapskunst. Dat programma staat in nauw verband met anarchie, en moest ik dat in een reeks voordrachten uitleggen, ik zou beginnen met een voordracht te geven over ‘La Conquête du Pain’ van Kropotkine.Ga naar voetnoot5 Ga naar margenoot+Op dat moment, midden in de eerste uitgavenreeks van Van Nu & Straks, was Prins Kropotkins boek voor August Vermeylen een soort anarchistische bijbel. Niet alleen voor hem. Natuurlijk had | |
[pagina 426]
| |
Jacques Mesnil het werk gelezen (Ca ne sent plus en rien le bourgeois comme les livres des socialistes)Ga naar voetnoot6; en op de Meir in Antwerpen ziet Emmanuel de Bom Henry van de Velde met ‘La Conquête du pain’ in zijn hand. ‘Hij las Kropotkin, Tolstoï, Stirner, Nietzsche. Dit deden we allen in dien tijd...’Ga naar voetnoot7, schrijft De Bom. Vooral kunstenaars voelden zich aangetrokken tot de anarchie, bijna op een sentimentele manier: En, de ellebogen op tafel, bij Francesco Cirio, beginnen we te kouten over kunst! Op kunstgebied, zijn ze vooruitstrevend en anarchist, noemen het Salon een ‘artistiek gasthuis’, en verdedigen de XX. Dat was in mijn botten!...Ga naar voetnoot8 Ga naar margenoot+Cirio is een heerlijk koffiehuis in Brussel; lang voor ik deze brief van Vermeylen las, was het al een van mijn lievelingsplekken. Enigszins bevreemdend is dat ook reformistische socialisten als Emile Vandervelde en radicale liberalen als Paul Janson zich kiplekker voelden bij die jeugdige hemelbestormers. Lieden van al die strekkingen vonden elkaar in de Brusselse, progressieve vrijmetselarij. En de hevige betwisting rond de leeropdracht van de Franse aardrijkskundige en anarchist Elisée Reclus bracht die recalcitrante, onduidelijk afgelijnde groep van zeer begaafde mensen samen bij één strijdpunt.
Elisée Reclus (1830-1905) was een Franse geograaf met een stevige internationale reputatie in zijn vak, de vergelijkende aardrijkskunde. Maar Reclus was ook een communard en hij was lid van de anarchistische Internationale. Je vindt deze zoon van een protestantse predikant uit de Gironde, theoretische stelsels op papier werpend, agiterend, strategieën uitwerkend voor het anarcho-communisme, samen met Prins Kropotkin op alle plaatsen waar anarchisten in de laatste twintig jaren van de negentiende eeuw vergaderen. Elisée Reclus wordt in 1892 verzocht naar Brussel te komen om aan de Université Libre vergelijkende aardrijkskunde te doceren. Reclus vraagt uitstel, hij heeft eerst nog elders een studieopdracht, maar vóór hij twee jaar later, in 1894, eindelijk met zijn colleges kan beginnen, is in Frankrijk een en ander gebeurd. Ravachol heeft in 1892 bommen gelegd in woningen van rechters; in 1893 heeft Auguste Vaillant een bom tot ontploffing gebracht tijdens een kamerzitting in het Palais-Bourbon; in 1894 heeft Emile Henry in Parijs een bom gegooid in café Terminus van de Gare Saint-Lazare; ook in 1894 heeft Léon Léhautier in restaurant Chez Duval de gevolmach- | |
[pagina 427]
| |
tigde minister van Servië neergeknald; zij handelden allemaal in naam van het anarchisme. De raad van bestuur van de universiteit had ineens geen behoefte meer aan de geleerdheid van Franse anarchisten als Reclus. Werd over hem niet gezegd dat hij in verbinding had gestaan met de inmiddels geguillotineerde Vaillant? Niet weinig studenten waren verbolgen omdat volgens hen hun universiteit niet langer echt het trotse epitheton ‘libre’ mocht dragen. Ze richtten een protestbrief tot de Raad van Bestuur; die wilde meteen tot uitsluiting van de vrijheidslievende studenten overgaan. Maar politici als Paul Janson, schrijvers als Emile Verhaeren, hoogleraren en zelfs de rector van de universiteit, Hector Denis, schaarden zich openlijk achter het protest van de jongeren. Vermeylen stond er middenin. Sinds eenige dagen leef ik niet meer dan in vergaderingen en meetings. Hegenscheidt en ik zullen zeker ons handteeken op de protestatie tegen het Conseil niet intrekken, en dus aller-waarschijnlijkst aan de deur van de Hoogeschool gezet worden.Ga naar voetnoot9 En hoewel veel medestanders bang afdruipen, blijft Vermeylen volharden: Ik vrees dat ik wél aan de deur van de Hoogeschool zal gezet worden. Er is geen spraak van 100 studenten: een groot getal hebben reeds hun handteeken ingetrokken, en binnen eenige dagen zullen we misschien nog met 20 blijven.Ga naar voetnoot10 Prorector Vanderkindere probeerde zelfs ouders van studenten onder druk te zetten om de agitatie de kop in te drukken, maar hij botste op principieel verzet. Ga naar margenoot+Die ouders hadden hun zonen (en zelfs af en toe al dochters) niet voor niets naar de Université Libre gestuurd. Eind januari 1894 waren al tweeëntwintig studenten buitengesloten. Alle colleges werden voor onbepaalde tijd opgeschort. Op 30 januari moest de politie Vanderkindere zelfs komen ontzetten omdat woedende studenten hem bij het verlaten van de collegezaal hadden ingesloten. De bladen hebben u de revolutie van gisteren verteld, en de sluiting van de Hoogeschool. Ik heb natuurlijk ‘meêgedaan’. Ik dacht dat men Vanderkinderen (sic) den kop ging inslaan. Op een zeker oogenblik was hij door het gedrang gedragen en geslingerd als een schip in den storm. Daarna kleine vechtpartijen, hoeden gescheurd, toute la lyre! Ik was heesch als een kat, van 't schreeuwen.Ga naar voetnoot11 | |
[pagina 428]
| |
Ga naar margenoot+Uiteindelijk konden de studenten zich weer inschrijven, maar Reclus zou zijn onderricht niét geven in de gebouwen van de universiteit, wél in de tempel van de vrijmetselaarsloge ‘Les Amis Philanthropes’. Dat had een scheuring in deze loge tot gevolg; de vrijdenkers die niet konden opschieten met de nieuwlichters stichtten ‘Les Amis Philanthropes no 2’. Bij hen was, ik vermeld dit voor de aardigheid, de door mij zeer bewonderde burgemeester van Brussel Karel Buls. Een deel van de logebroeders voelde zich dus thuis in de avant-gardistische, kosmopolitische en maatschappelijk vooruitstrevende kringen die er in de jaren '90 van vorige eeuw voor zorgden dat Brussel als een toonaangevende stad werd beschouwd in het culturele leven van Europa. Je vond deze briljante kerels niet alleen in de linkervleugel van de liberale partij en in de Belgische Werkliedenpartij, je vond ze in de groep rond ‘Les XX’ en ‘La libre Esthétique’, die baanbrekers op kunstgebied, ze legden contacten met studenten die dweepten met de anarchie. Ze hadden lak aan de klassieke doctrine van de Brusselse vrijmetselarij, ze stapten doodgemoedereerd over partijgrenzen heen. Een enigszins vergelijkbare beweeglijkheid zou in België pas zeventig jaar later, en dan vooral bij mensen afkomstig uit de katholieke zuil in Vlaanderen, nog een een keer worden waargenomen. De haat en woede van de traditionele achterban was evenzeer vergelijkbaar. Deze briljante socialisten, liberalen, anarchisten, kortom vrijdenkers, stichtten zowaar een parallelle universiteit, de Université Nouvelle; en hoewel die alleen een onofficiële opleiding verschafte, slaagde ze erin lectoren aan te trekken als Georges Eekhoudt, Emile Verhaeren, Camille Lemonnier en Jules Destrée. Ook Henry van de Velde en Alfred Hegenscheidt hebben meegewerkt aan de Université Nouvelle. De rol die zij gespeeld hebben in Van Nu & Straks is bekend. We zeiden al dat Henry van de Velde anarchistische auteurs las. Maar zelfs als beeldend kunstenaar onderging hij vergelijkbare invloeden. Hij keek op naar William Morris en diens Arts & Crafts-beweging. Van de Velde werd voor het leven doordrongen van Morris' (en Ruskins) opvatting dat kunst een rol moest spelen in de verbetering van de maatschappij. Ga naar margenoot+Morris was niet alleen een geniaal ontwerper van meubels en lelie- of kamperfoeliepatronen voor gordijnen en chintzes, hij was ook een gedreven, zij het in luxe levende, utopische socialist. Lees zijn News from Nowhere, die zalvende, in zonlicht badende, irriterend zoetsappige beschrijving van een toekomstig anarcho-communistisch Londen: Each house stood in a garden carefully cultivated, and running over with flowers. The blackbirds were singing their best amidst the garden-trees, which, except for a bay here | |
[pagina 429]
| |
and there, and occasional groups of limes, seemed to be all fruit trees: there were a great many cherry trees, now all laden with fruit; and several times as we passed by a garden we were offered baskets of fine fruit by children and young girls.Ga naar voetnoot12 Zo beschrijft Morris de omgeving van Trafalgar Square. Ga naar margenoot+Het boek heet dan ook ‘a utopian romance’. Wie ooit de Bloemenwerf zag, het huis aan de Vanderaeylaan in Ukkel dat Henry van de Velde voor zichzelf en de zijnen ontwierp in 1895, denkt aan Engelse kinderboeken en herkent meteen Morris, nog meer de schrijver dan de vormgever. Vergeet even niet dat die idylle volgens Morris pas mogelijk is in ‘a communist society’, zonder geld; vooral dat laatste tref je keer op keer aan in anarchistische geschriften. Wat boosaardig schrijf ik hier dat Henry van de Velde de eerste en laatste vertegenwoordiger was van het Rie Cramer-anarchisme.
Vermeylen zou nooit studeren aan de Université Nouvelle. Toen ze werd opgericht, was hij net zijn koffers aan het pakken; hij trok naar Berlijn, later naar Wenen. Het is meer dan waarschijnlijk dat Vermeylen voor hij afreisde naar Berlijn, grondig kennis heeft gemaakt met het werk van Max Stirner. We zullen nooit weten waarover hij nachten lang met Jacques Dwels-hauvers discussieerde in De Groote Flesch van Brabant of Le Diable-au-Corps. Het is vrijwel zeker dat hij al voor zijn vertrek naar Duitsland revolutionaire teksten van Richard Wagner had gelezen. Toch refereerde hij vooral aan Franse en in het Frans vertaalde auteurs. De invloed van zijn hoofdzakelijk Franstalig Brusselse omgeving was bijvoorbeeld veel belangrijker dan die van Nederland. Vermeylen hoorde helemaal thuis in de weerbarstige groep intellectuelen die de Université Nouvelle omringde; ook hij hing vol vuur hun vrijgevochten, anarchiserende ideeën aan. Al vindt Albert Westerlinck in De wereldbeschouwing van August Vermeylen dat de Van Nu & Straks-groep een onbeperkte individualiteitscultus huldigt, wat nog in overeenstemming gebracht zou kunnen worden met het Stirneriaanse anarchisme, Vermeylen schrijft in nummer 6-7 van de eerste reeks dan toch maar over ‘De kunst in de vrije gemeenschap’, en hij huldigt daarin allerminst een overdreven individualisme. De eenling zal weten dat hij deel uitmaakt van een harmonisch geheel, waarin alle dingen, solidair, in noodwendige verhou- | |
[pagina 430]
| |
ding tot elkaar staan: gedreven naar zijn doel, volkomen zelfontwikkeling, weten dat hij dat doel best bereiken kan in de gemeenschap.Ga naar voetnoot13 Ga naar margenoot+In zijn ‘Kritiek der Vlaamsche beweging’ keert Vermeylen zich - en dat is onvervalst anarchisme - resoluut tegen het staatsapparaat en het parlementarisme: Alle jonge en strevende krachten wringen zich los van den dwang, ontkennen de wet inzoover 't hun mogelijk is, keeren den rug toe naar uw parlementen en heel uw bureaucratie, naar al die vergeefsche gebaren en die woorden die naar den dood rieken. De leegte van den dood hangt reeds over al de gebouwen waarin gij met bezige handen vlaamsche opschriften beitelt. Verwijdert u van wat sterven gaat. Al wat thans door den staat gesticht wordt blijft dor en nutloos, al wat nog op het gezag steunt verliest aan echt innerlijk leven.Ga naar voetnoot14 Die nogal destructieve afwijzing van parlementarisme en staatsapparaat zal hij herroepen in een voorrede tot zijn verzamelde opstellen uit 1919, waarin hij een tekst van zichzelf citeert uit 1904 en eraan toevoegt: ...ik erkende daarbij ronduit, dat ik niet meer geloofde aan de ineenstorting, in afzienbaren tijd, van den ‘Staat-als-gezag’, en dat het toch onredelijk ware, van parlementaire werking af te zien.Ga naar voetnoot15 Maar Vermeylen heeft veel vroeger, al in 1896, het anarchisme afgezworen. En wanneer hij in 1897 trouwt met Gabrielle Brouhon, in de kerk dan nog wel, breekt zijn jeugdvriend Jacques Dwelshauvers, de anarchist Jacques Mesnil dus, met hem. In hetzelfde jaar gaat Mesnil met Clara Koetlitz samenwonen in Florence. Mesnil blijft zijn libertaire beginselen totterdood trouw. Hij blijft bij Clara Koetlitz in vrije echt tot ze in 1939 sterft. De breuk tussen de twee jeugdvrienden was zeer pijnlijk. Ik zei dat Vermeylen het anarchisme in 1896 verliet, hetzelfde jaar waarin hij zijn sterk anarchistisch getinte stuk ‘Kritiek der Vlaamsche Beweging’ liet verschijnen. In de Verzamelde Opstellen dateert hij dat stuk in 1895. Het verscheen in Van Nu & Straks in het januarinummer van 1896. In datzelfde jaar schrijft hij een lezenswaardig artikel in het tijdschrift Ontwaking, onder de titel ‘Anarchie geen leer’. Het is een zeer opmerkelijke tekst, een gloedvol pleidooi voor nuancering, voor relativering, tegen | |
[pagina 431]
| |
dogmatisme. Vermeylen keert zich tegen een te star opgevat anarchisme en tegen de vroeger door hem toch zo aanbeden Kropotkin: ... hoe onvoldoende, verkeerd gesteld en gedeeltelijk vals is niet wat hij ons over de philosophie der anarchie te zeggen heeft! Daar treffen we nog altijd de manier van denken der achttiend-eeuwse encyclopedisten aan, die door hun verstand alleen, door de rede, alles wilden uitleggen, zonder rekening te houden met al wat onbewust blijft, met ... wel ja, ik moet het wel zeggen: met al het geheime van 't individueel en 't maatschappelijk leven. Wanneer zullen wij eindelijk uit dat rationalisme geraken?Ga naar voetnoot16 en: Men gaat uit van een enkel grondbeginsel (dat maar de betrekkelijke waarde van alle ‘beginselen’ heeft) en leidt van dat grondbeginsel alle gevolgtrekkingen af, tot het uiterste toe, zonder zich te bekreunen om den invloed van alles wat rond het princiep mag bestaan; uit één punt trekt men één rechte lijn door de menigvuldigheid der dingen, alsof geen zijdelingse invloeden die lijn kwamen krommen, alsof wij niet steeds met onbepaalde, gedeeltelijk onbewuste factoren moesten rekenen. Dat is misschien ideeënlogiek - de logiek van den sectair - maar met de logiek van 't leven heeft die niets gemeens.Ga naar voetnoot17 Ga naar margenoot+Dit is de ware anarchist, de niet dogmatische, de beweeglijke, de levendige, de niet vatbare, de niet gebondene, altijd twijfelende, de man die van nature, zo is nu eenmaal de aard van het ketje, van het beestje, het ‘ni dieu ni maître’ huldigt, maar die daaraan toevoegt ‘ni doctrine ni dogme ni idéologie’ voor de gesecularizeerde, goddeloze rechtgelovigen van de twintigste eeuw. In 1921 wordt August Vermeylen tot senator gecoöpteerd voor de Belgische Werkliedenpartij; in 1930 wordt hij de eerste rector van de volledig vernederlandste universiteit van Gent. De hoogste Franstalige kringen des lands betreuren dat deze gecultiveerde Brusselaar consequent en onberispelijk de Vlaamse zaak blijft verdedigen: ‘...quel dommage qu'il soit flamingant.’ De anarchist is zowaar uitgegroeid tot een prominent staatsburger. Maar tijdens de tweede wereldoorlog, als de bezetter hem zelfs verbiedt de universiteitsbibliotheek te betreden, zal hij in ‘Twee Vrienden’ zijn oude vriendschap met de anarchist Jaques Dwelshauvers-Mesnil herdenken. |
|