Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 432]
| |
Walter van den Broeck
| |
[pagina 433]
| |
lezen - eens zien of er een interessante variant op het klassieke stramien werd uitgevoerd. Maar dit terzijde.)
Ga naar margenoot+Neem nu ‘De oogst’ van Stijn Streuvels. Het is een verhaal van nog geen honderd bladzijden, maar ik doe er graag mijn petje voor af. Het dient zich aan als een naïeve love-story, maar middels een gewaagde maar geslaagde ingreep op de traditionele verhaalcurve, verandert het in een stukje sociaal geëngageerde epiek. Ik kom daar straks op terug. Eerst een anekdote. Vorig jaar zit ik naar een of andere boerenfilm te kijken. Hij begint met een panoramisch shot van een immens graanveld. In de rechter onderhoek van het beeld maakt een handvol boeren ritmische maaibewegingen. Het is een aandoenlijk tafereel dat de strijd toont tussen de kleine mens en de geweldige natuur. Met natuur bedoel ik hier niet het schier oneindige graanveld, want dat is eigenlijk cultuur, maar wel de brandende zon die dat maaien tot een marteling maakt. Het vogelperspectief veroorzaakt een grote deernis bij de kijker. Hij ziet wat die boeren niet zien: de onvoorstelbare hoeveelheid werk die nog verricht moet worden. Mijn allereerste reactie is er een van herkenning. Ik ben ervan overtuigd dat ik die film al eens eerder heb gezien. Maar naarmate de intrige zich ontwikkelt blijkt dat toch niet het geval te zijn. Vanwaar dan die indruk die maar niet wil wijken? Opeens weet ik het! Ik heb hem jaren geleden opgedaan uit ‘De oogst’ van Stijn Streuvels, en hij heeft mij sindsdien, zoals nu blijkt, niet meer verlaten. Van ‘De oogst’ kan ik na al die jaren nog moeiteloos de intrige navertellen en vooral navoelen; van de film die ik dus pas vorig jaar zag, kan ik mij daarentegen, op het openingsbeeld na, niets meer voor de geest halen. Maar ook daar wil ik het eigenlijk niet over hebben.
Ga naar margenoot+‘De oogst’ is een heel merkwaardig verhaal. Het is namelijk het enige dat ik ken waarvan het hoofdpersonage na vierenvijftig van de vierennegentig bladzijden sterft zonder dat dat een desastreuze invloed heeft op de verhaalcurve. Ik vind dat geen geringe prestatie. Ze intrigeert mij, en ik wil weten hoe Streuvels dat voor elkaar heeft gekregen. Waar gaat ‘De oogst’ over? Het eerste woord van het verhaal is een naam: Rik. Rik Busschaert is jong en verliefd op Lida, de zus van zijn beste vriend Wies, maar hij is er nog niet toe gekomen haar zijn liefde te verklaren. Zijn hoop ooit met haar te zullen trouwen wordt op een avond de bodem ingeslagen door zijn moeder, de weduwe Busschaert. Hij luistert ongewild een gesprek af tussen haar en zijn zus Tielde. Die is namelijk verliefd op ene Verschafel en wil met hem | |
[pagina 434]
| |
trouwen. Moeder Busschaert keurt met de hierna volgende woorden dat plan scherp af: ‘O, gij zot schepsel! wat gij denkt! Verschafel lacht met u, 'k en wil bovendien niet dat ge nog naar hem omziet. Wat, hij zou u vragen te trouwen!? O, gij simpel schaap! die dat gelooft! Weet ge niet dat hij een begoede pachterszoon is? en gij, Tielde Busschaert, een meisje zonder iets?’ Rik wordt met zijn neus op de werkelijkheid gedrukt: zijn straatarme komaf maakt Lida onbereikbaar voor hem. Hier smokkelt Streuvels een eerste sociaal element in zijn verhaal, maar dat lijkt voorlopig maar bijzaak te zijn, hooguit een deel van de achtergrond waartegen de idylle Rik-Lida getekend zal worden. De klassieke truc, denk je. Wil de held aan het einde van een verhaal triomferen, dan moet aan het begin de ellende zo groot mogelijk worden gemaakt. Rik blijft, zoals te verwachten, niet bij de pakken zitten. Zijn liefde zal overwinnen, maar niet dan nadat eerst zijn armoe is overwonnen. Om geld te verdienen sluit hij zich bijgevolg aan bij een groep dorpsgenoten, waaronder ook Wies, die naar 't Zuidland trekt om seizoenarbeid te verrichten. Rik is de jongste van de bende en zijn moeder huilt bij het afscheid: ‘Here God, 't is zo ver te gaan, en zo lastig; Pieter (vader Busschaerts - WvdB) heeft daar zijn ziekte en zijn dood gehaald!’ De lezer denkt: Rik zal onderweg allerhande naars overkomen, maar uiteindelijk zal hij toch gezond en wel èn met goedgevulde geldbuidel weer thuiskomen om met Lida te trouwen. Eind goed, al goed. De lezer dwaalt echter. Want op pagina zevenenvijftig al wordt Rik tijdens het maaien geveld door de brandende zon. De lezer denkt nog dat het wel om een onschuldige zonnesteek zal gaan, dat zijn vrienden hem wel in de schaduw van een boom zullen leggen en hem met wat water weer bij zijn positieven zullen brengen, waarna hij de strijd met de natuur met verdubbelde ijver opnieuw zal aanbinden. De lezer dwaalt echter alweer, want vijf regels verder roept iemand: ‘Krauwel, kom, zie Rik ligt dood van een zonneslag.’ De lezer denkt nog even dat het om een paniekreactie gaat. Er wordt nog wat EHBO op Rik toegepast maar op pagina negenenvijftig heeft zijn hart voor het laatst geslagen. Ga naar margenoot+‘Hoezo dood?’ vraagt de lezer zich geërgerd af. ‘En ik heb nog vijfendertig bladzijden te gaan!’ Als collega vraag je je af hoe meester Streuvels zich uit deze hachelijke situatie zal redden. Zal hij spoedig verklappen dat het ongeval met dodelijke afloop slechts een kwalijke droom was? Of | |
[pagina 435]
| |
zal hij op een andere manier zijn bedreigde verhaalcurve weten te redden? Of heeft de meester dit keer een mislukt verhaal geschreven door domweg de draad van zijn love-story te vroeg door te knippen? Want inderdaad, het gevaar is reëel dat de ontgoochelde lezer op dat moment afhaakt. Hij werd immers op het verkeerde been gezet, en het ziet er niet naar uit dat de schrijver alsnog tegemoet zal komen aan zijn onvervulde verlangens. Ga naar margenoot+Streuvels haalt dan een geraffineerde truc uit. In een paar woorden laat hij Rik begraven, en de seizoenarbeiders hun werk afmaken en de terugtocht aanvatten. Dan neemt hij de afgebroken liefdesdraad weer op en bindt er Riks vriend, Wies, mee aan Aga, de dochter van een seizoenarbeider die jaren geleden al in 't Zuidland is achtergebleven. De verwachting die door Rik en Lida werd gecreëerd lijkt te zullen worden ingelost door Wies en Aga. Aga blijkt inderdaad ook wel wat voor Wies te voelen maar Streuvels waakt erover dat de relatie Wies-Aga, de relatie Rik-Lida niet gaat overvleugelen. Daarom laat hij Aga haar liefde niet betuigen door een erotische, maar door een sociale daad. Op een nacht waarschuwt ze Wies dat de hele groep spoedig zal worden beroofd door een stelletje ongeregeld. Wies neemt onmiddellijk zijn voorzorgen, door zijn geld te verstoppen, maar verzuimt de anderen van het nakende gevaar op de hoogte te brengen. Nachtelijke rovers gaan vervolgens met het zuurverdiende geld van vijf makkers aan de haal. Heel even is de verslagenheid groot, maar dan krijgt Wies - en de lezer! - een lesje in solidariteit. Middels een collecte onder de niet-beroofden wordt het gezamenlijke inkomen herverdeeld, zodat niemand met lege handen naar het geboortedorp terug hoeft te keren. Pas als de groep uiteindelijk weer thuiskomt, wordt de lezer zich ervan bewust dat de draad van de love-story Wies-Aga inmiddels ook is afgebroken. Eigenaardig genoeg blijkt dat niet echt te storen. Integendeel. Streuvels heeft, door Wies kortstondig aan Aga te koppelen, de relatie Rik-Lida al die tijd op waakvlam gezet. Nu hij Wies en Aga weer ontkoppeld heeft, dreigt die vlam uit te doven, maar vreemd genoeg flakkert ze plotseling heel hoog op als Wies moeder Busschaert en Lida de droeve mare brengt. Pas daarna dooft ze voorgoed uit. Het is een gewaagde truc, maar hij werkt! Vervolgens vraag je je af waarom Streuvels hem nodig had. Hij kon de dood van Rik toch net zo goed hebben uitgesteld tot de allerlaatste bladzijde! Hij had, bij wijze van spreken, die arme, door de zon neergebliksemde Rik bij zijn thuiskomst in de armen van zijn geliefde Lida kunnen laten sterven. Het zou net zo goed | |
[pagina 436]
| |
hebben gewerkt. Waarom liet hij het na? Waarom koos hij voor een niet voor de hand liggende oplossing? Bij een tweede lectuur wordt het je duidelijk. Het was Streuvels helemaal niet te doen om de love-story Rik-Lida. Ga naar margenoot+Hij had haar slechts nodig als glijmiddel om de lezer de schande van de seizoenarbeid door de strot te duwen. De love-story verleidt de lezer immers tot verder lezen. Na Riks dood is hij zodanig in de ban van het verhaal dat hij niet meer kan ophouden, en koortsachtig op een wonder blijft hopen. Maar in plaats van een wonder krijgt hij plotseling heel andere dingen voorgeschoteld. ‘De oogst’ verandert onder zijn ogen van een love-story in een episch en sociaal geëngageerd verhaal over de seizoenarbeid, zonder dat hij dat als een hinderlijke stijlbreuk ervaart. Meester Streuvels heeft dat allemaal heel subtiel voorbereid. Van bij het begin suggereert hij dat armoede het menselijk geluk in de weg staat en dat seizoenarbeid levensgevaarlijk en mensonterend is. Op pagina vijfenveertig, als de groep haar eerste loon uitbetaald krijgt, schrijft hij: ‘Ze waren blij, de kerels, zoveel geld te hebben, maar in de ziel toch wisten ze bedrogen te zijn.’ Bedrogen? Bedrogen, jawel. De arme landarbeider wordt bedrogen door de rijke hereboer. Het staat er quasi terloops, maar het is niet mis te verstaan. Maar ook aan de landarbeider heeft Streuvels wat te vertellen. Doordat Wies Aga's waarschuwing voor zichzelf houdt, kunnen de rovers ongehinderd hun slag slaan. Daarmee stelt de schrijver dat egoïsme een kwalijke zaak is. De remedie heeft hij bij de hand: de solidariteit, die hij gestalte geeft in de collecte. Aan het slot laat Streuvels echter alle subtiliteit varen. Nadat Wies moeder Busschaert en Lida heeft ingelicht schrijft hij: ‘Dat uitgaan in 't verre land, en die krachtige inspanning, al dat wroeten zag hij nu als een doelloze, zotte gekkernij; het verdoen van die lastige arbeid was ten ondomme gebeurd en verloren in 't ijle, - het kwaad alleen bleef ervan over.’
Met andere woorden: het enige dat werd ‘geoogst’ is ‘het kwaad’. Je hoort de meester knarsetanden nu de lezer ontdekt dat ‘De oogst’ in wezen geen idyllische maar een ronduit cynische titel is. Maar Streuvels was niet blind voor de realiteit. Terwijl Wies loopt te treuren, hebben zijn makkers de drankhuizen bezet om zich aan de collectieve verdoving over te geven. Als de nood aan de man komt blijken de armen weliswaar gezonde sociale reflexen te hebben, maar vooralsnog zijn ze niet bereid of in staat het uitbuitingsmechanisme zelf te saboteren. In plaats van te vechten vluchten ze. In zijn tijd vooral in de drank. | |
[pagina 437]
| |
Streuvels wist precies wat hij deed. Ga naar margenoot+Omdat zijn volk eerder voor de grote verdoving dan voor de sociale strijd te vinden was, gebruikte hij het literaire verdovingsmiddel bij uitstek - de love-story - om woede te wekken bij de lezer en die te kanaliseren naar het sociale onrecht dat hij in feite aan de kaak wilde stellen. Wist hij dat woede aan de oorsprong ligt van elke sociale actie? Natuurlijk wist hij dat. In ‘De oogst’, waarde collega's, demonstreert meester Streuvels op overtuigende wijze dat het niet echt noodzakelijk is de taal te dynamiteren om de geesten te verruimen, maar dat een minieme ontregeling van de traditionele verhaalvorm kan volstaan om heel nieuwe perspectieven te openen. ‘De oogst’ verscheen voor het eerst in 1900 (in de bundel ‘Zonnetij’). Het was en is nog steeds een voor-beeldig sociaal geëngageerd verhaal. Lees of herlees het en doe er uw voordeel mee. |
|