| |
| |
| |
Koen Vermeiren
Kroniek
De macht van de centaur
Willy Spillebeen, De anonieme jezuïet. Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1992, 264 p.
Oorlog en de strijd om de macht nemen in het prozawerk van Willy Spillebeen een centrale plaats in. In een aantal van zijn romans is de oorlog nadrukkelijk aanwezig (De vossejacht, Herinneringen aan de toekomst, De levensreis van een man, Cortés of De Val, De hel bestaat) en vaak neemt het gewelddadige conflict zelfs mythische allures aan, waarbij de uiteiing van een heel volk op het spel staat. De oorlog kan zich evenwel ook op kleinere schaal manifesteren (zoals in Moeder is een rat) en meestal gaat het dan om een symbolische strijd, die niet alleen tussen de betrokkenen onderling wordt uitgevochten, maar tevens binnen eenzelfde personage, zodat er sprake is van een gewetensconflict (b.v. De waarheid van Antonio Salgado of De varkensput). Natuurlijk treden in die boeken ook mengvormen op, waarin leidinggevende figuren een (al dan niet zinnebeeldige) oorlog ontketenen, die hen op een bepaald moment voor een tragische keuze stelt: die tussen de plicht en de liefde. In zekere zin is het de oorlog die zich tegen hen keert en op die manier in een innerlijke strijd overgaat. Zo is het mogelijk dat de eigenlijke overwinnaar uiteindelijk toch een verliezer wordt, die het dierbaarste wat hij bezit (zijn geliefde, zijn kinderen, zijn vrienden...) heeft opgeofferd aan de Macht.
Al die vormen van oorlog zijn terug te vinden in De anonieme jezuïet, het groots opgezette epos over de veroveringstochten van Pizarro in het 16de eeuwse Incarijk, dat reeds in Spillebeens Amerikaanse reisreportages, In vele Staten, werd aangekondigd als de ‘roman-in-de-steigers’. Heel wat van het gebruikte documentatiemateriaal komt trouwens uit de Memorial Library in Madison. De anonieme jezuïet is evenwel niet alleen een ‘oorlogsboek’ geworden, het bevat in feite alle typische Spillebeen-thema's en -motieven, zoals ze verspreid over het gehele oeuvre zijn terug te vinden. Maar daarover straks meer.
| |
Het boek van de Oorlog
De anonieme jezuïet bestaat uit een fictief (‘Voorgeschiedenis’) en een historisch gedeelte (‘Geschiedenis’), waarbij het laatste als een soort aanvulling bij en een geschiedkundige onderbouw van het eerste, zijnde de eigenlijke roman, kan worden gelezen. De Voorgeschiedenis valt in vier delen uiteen, die zich bijzonder evenwichtig tot elkaar verhouden. In de delen 1 en 4 komen telkens drie personages aan het woord, in de delen 2 en 3 zijn dat er twee.
Tegelijkertijd valt de hele Voorgeschiedenis, althans inhoudelijk, in twee grote delen uiteen, die elkaar weerspiegelen: de ‘oorlogen’ die op het eiland tussen twee schipbreukelingen worden uitgevochten, keren later op ruimere schaal terug in de strijd tussen twee volkeren. De redenen om aan het vechten te slaan, zijn in beide gevallen gelijk: machtswellust, bezitsdrang, territoriumdrift, religieuze en sociale onverdraagzaamheid. Waar twee mensen samenzijn, zo lijkt Willy Spillebeen te willen aantonen, is de kern van een conflict nooit veraf.
Deze potentiële strijd heeft niet alleen
| |
| |
‘natuurlijke’ oorzaken (de oerdriften in de mens), maar ook psychische: niemand is immers in staat echt en onvoorwaardelijk door te dringen tot de gevoels- en denkwereld van de andere. Een opvatting die in haar extreemste vorm tot het filosofische solipsisme leidt. Vandaar dat de mens in zijn vertrouwen kan worden beschaamd en dat hij vaak een moeilijk te overwinnen achterdocht ten opzichte van ‘goede bedoelingen’ aankweekt.
Misschien ligt deze opvatting ook ten grondslag aan het eigenaardige vertelstandpunt dat Willy Spillebeen heeft gehanteerd, namelijk een ik-perspectief dat zich van het ene naar het andere personage verplaatst en aldus een aaneenschakeling van monologen doet ontstaan. Geen van de optredende figuren lijkt in staat zijn eigen ‘eiland’ te verlaten, tenzij via een omweg, namelijk in de verhalen die hij van anderen hoort. Maar die kunnen dan natuurlijk weer gelogen zijn, zoals trouwens nog zal blijken. De diepste kern van de oorlog is wellicht te herleiden tot dit solipsistische mensbeeld, want waar individuen, en bij uitbreiding ook volkeren, elkaar niet (willen) begrijpen, ligt het conflict op de loer.
Dit wordt geïllustreerd aan de hand van Deel 1, ‘Het eiland’, waarin de lezer kennismaakt met Daniel de Trujillo, die ik als de hoofdfiguur van het boek beschouw, omdat alle lijnen in hem samenkomen en tot een gewetensonderzoek leiden. Daniel (zit er in zijn naam wellicht een verwijzing naar Daniel Defoe, de schrijver van de bekendste ‘eilandroman’?) is een schrijver zonder inspiratie, die de haven van Sevilla afschuimt op zoek naar interessante verhalen. Ooit schreef hij een Amadis-roman, maar sindsdien is het bergaf met hem gegaan. Eigenlijk is het Reinalda, zijn vrouw, die de kost verdient voor beiden, al geeft Daniel de moed niet op. Hij hoopt namelijk een epos te schrijven over de legendarische figuur van de Cid, maar - en daarmee is het cirkeltje rond - het ontbreekt hem aan de nodige verhaalstof. Vroeger was hij advocaat. Onder druk van Reinalda heeft hij dat ‘oneerbaar’ beroep evenwel opgegeven, want advocaten werken immers vaak samen met de gevreesde Inquisitie.
Tijdens een van zijn dagelijkse wandelingen op de kade van de Guadalquivir heeft Daniel enkele ontmoetingen, die zijn leven ingrijpend zullen veranderen. Eerst en vooral is daar Serrano, een totaal onderkomen schipbreukeling die de mensen smeekt zijn ‘verhaal’ te aanhoren. Vervolgens vangt Daniel een glimp op van een zekere Pizarro, afstammeling van een bekende familie uit Trujillo, waar ook Daniel werd geboren. Pizarro beweert dat hij uit Eldorado komt en wil de keizer spreken. Maar hij wordt ingerekend door de politie, die denkt met een gek te doen te hebben. Tot slot ontmoet Daniel een oude bekende: padre Gonzales, zijn vroegere biechtvader, die inmiddels Monseigneur de Santander en inquisiteur is geworden. Met deze drie vluchtige ontmoetingen zijn de verbanden die de verdere roman beheersen, gelegd: het verhaal van Serrano, de veroveringstochten van de Pizarro's en de invloed van de alomtegenwoordige Inquisitie, die sámen het levensverhaal van Daniel zullen vormen.
| |
Het verhaal van Serrano
Niet alleen uit nieuwsgierigheid, maar ook omdat padre Gonzales hem ertoe heeft aangezet, neemt Daniel de schipbreukeling Serrano mee naar huis. Zo kan hij als eerste diens wedervaren vernemen en tegelijkertijd nagaan of de man geen vijand van de katholieke kerk is.
Serrano is evenwel niet gehaast om alles ineens te vertellen. Hij heeft onderdak, voedsel en verzorging gevonden, en blijkt bovendien niet ongevoelig voor de schoonheid en de charmes van Reinalda. Serrano's verhaal is, zoals alle andere vertellingen in de roman, in de
| |
| |
vorm van een monoloog geschreven. Geregeld onderbreekt hij zijn uiteenzetting voor onrechtstreekse tussenkomsten van Daniel of gaat hij in op diens gesuggereerde reacties of tegenwerpingen. Uitroepen als: ‘Maar natuurlijk bestaan zulke eilanden!’, ‘Wat vertel je me nu?’ of ‘Hoe ik dat deed, schrijver?’ duiden erop dat Daniel inderdaad actief aan het gesprek deelneemt, maar de lezer krijgt alleen de visie van Serrano te horen. Alleen wie aan het woord is, weet dus of hij al dan niet liegt, tot ook hij - onder druk van tegenstrijdigheden of gebeurtenissen waarop hij geen vat heeft - gedwongen wordt eerdere uitspraken of verhalen geheel of gedeeltelijk te herzien. Want iedereen heeft blijkbaar wel iets te verbergen.
Met mondjesmaat geeft Pedro Serrano het verhaal van zijn schipbreuk aan Daniel prijs. Al vlug blijkt echter dat hij sommige zaken heel anders voorstelt tegenover Reinalda. In grote lijnen komt het hierop neer, dat hij zichzelf in haar gezelschap als een held en overwinnaar aftekent, terwijl hij tegenover Daniel de rol van slachtoffer speelt. Hoe hij écht op zijn eiland terechtkwam, blijft dan ook een open vraag.
Er was bovendien nog een tweede schipbreukeling, een zekere Pablo, en alhoewel Serrano aanvankelijk beweert dat hij als eerste aanspoelde - en dus het meeste ‘recht’ had op het eiland - spreekt hij ook die versie later weer tegen en geeft hij toe ná Pablo te zijn gekomen. De waarheid? Daniel en de lezer hebben er het raden naar. Een feit is, dat Pablo en Serrano van het ene conflict in het andere terechtkomen.
Hun eerste ‘oorlog’ is die om het schaarse drinkwater, dan komt die om het vuur en vervolgens die om de lucht (want beide schipbreukelingen zijn inmiddels zo vervuild dat ze elkaars lijfgeur niet meer kunnen verdragen). Bovendien betwisten ze voortdurend elkaars grondgebied. Door deze oorlogen om de oerelementen verheft Willy Spillebeen de strijd tussen Serrano en Pablo op een mythisch en exemplarisch niveau.
Maar ze vechten nog om meer: er is namelijk ook de oorlog om het enige mes, want wie dat bezit heeft natuurlijk de macht, en daarna volgt die om het schelpensnoer, dat eigenlijk een soort symbolisch prestigeobject is. Ten slotte mondt hun vijandschap uit in een ‘heilige oorlog’: Serrano, die beweert katholiek te zijn, neemt het op tegen Pablo, die een heidense zonneaanbidder is (later zal blijken dat het net omgekeerd was). Uiteindelijk beseffen beiden dat er maar één middel is om een einde te stellen aan hun voortdurende gevechten, en dat is: het trekken van een grens. De verhouding tussen Serrano en Pablo verloopt dus grotendeels volgens de historische ontwikkeling tussen volkeren, staten en culturen, waarbij territoria worden afgebakend en wederzijdse (bilaterale) overeenkomsten worden afgesloten ter wille van de vrede. Maar ook dan zijn grensgeschillen niet altijd te vermijden.
Dat het verhaal van Serrano kan worden gelezen als een allegorische uitbeelding van de eeuwige strijd tussen mensen enerzijds, en tussen Goed en Kwaad anderzijds (een overheersend thema in het oeuvre van Spillebeen) blijkt nog uit het feit dat de ruzies tussen de twee schipbreukelingen eindigen met een moord, die nadrukkelijk refereert aan het noodlottige verhaal van Kaïn en Abel. Dit bijbelse motief zal trouwens op diverse niveaus weerkeren in de loop van het boek. Want net als Serrano en Pablo op hun eiland, komen ook Daniel en Serrano tegenover elkaar te staan (in hun strijd om Reinalda), evenals de gebroeders Chaves die elkaar bekampen in het gevecht tussen de Pizarristen en de opstandige Almagristen. Maar zover zijn we nog niet.
| |
De veroveringstochten van de Pizarro's
Nadat Reinalda haar man in de steek heeft gelaten voor Serrano, ontmoet
| |
| |
Daniel een nieuwe verhalenverteller, namelijk Ramiro Chaves, een oude bekende die inmiddels de naam van zijn broer, Francisco, heeft aangenomen. Chaves is net terug uit Peru, waar hij als advocaat en notaris deel heeft genomen aan de veroveringstochten van Pizarro. Daniel, die nog altijd droomt van zijn episch Cid-verhaal, ziet in Chaves de ideale verteller, want hij is op het idee gekomen om Pizarro als model te noemen voor de held van zijn boek.
Het verhaal van Chaves stelt de Incaoverwinnaar evenwel in een heel ander daglicht: tijdens zijn veroveringen heeft Pizarro zich namelijk als een bloeddorstige tiran gedragen, in een poging de legendarische Cortés naar de kroon te steken. Hernando de Soto, ridder in Pizarro's leger, zou volgens Chaves veel meer recht hebben op de titel ‘de Cid van Peru’, maar hij heeft de tocht helaas niet overleefd. Op aandringen van Daniel vertelt Chaves over: de ongelijke en gruwelijke strijd tegen de Inca's; de goudkoorts van de gebroeders Pizarro; de laffe moord op Atahualpa, de Incakeizer; en de genadeloze bekeringsdrift van pater Valverde.
De dubbele moraal van de militaire en religieuze machthebbers wordt gesymboliseerd door de centaur. De Inca's kennen immers geen paarden en beschouwen de ruiter en zijn paard als een wezen uit één stuk. Groot zijn de verwondering en de angst van de inboorlingen, wanneer ze zien dat het in feite om twéé totaal verschillende wezens gaat. De centaur verenigt mens en dier in zich, evenals de machthebber die wil heersen als een tiran. Ook hij onderdrukt het menselijke in zich en laat zijn animale driften de vrije loop, met als excuus dat hij handelt ter ere van God en in dienst van de Vorst. Het willen ontlopen van de eigen verantwoordelijkheid, door het inroepen van een hogere macht, is een motief dat al in eerdere boeken van Willy Spillebeen aan de orde was (o.m. De levensreis van een man en Cortés of De Val), net als de overtuiging dat het uitoefenen van wereldlijke macht doorgaans tot corruptie, eigenwaan en hypocrisie leidt.
Chaves keert zich uiteindelijk van Pizarro af en sluit zich aan bij de Almagristen. Maar zijn persoonlijk drama begint eigenlijk pas daar waar zijn verhaal eindigt. De afloop van de gebeurtenissen vernemen we later, wanneer de gevangen Chaves door de Inquisitie wordt gedwongen tot bekentenissen over te gaan. Want, geheel in de lijn van Kaïn en Abel, Serrano en Pablo of de prinsen Sancho en Alfonso uit het oorspronkelijke Cid-epos (die terloops ter sprake komen), is ook Chaves een broedermoordenaar. In een gevecht tussen Pizarro-getrouwen, onder wie Claves' broer, en Almagristen, doodt Ramiro per ongeluk zijn broer Francisco. En sindsdien heeft hij, uit een soort eerbetoon en als een blijvende herinnering aan zijn misdaad, diens naam overgenomen. Chaves is een getekende, die niet alleen de dood van zijn broer op zijn geweten heeft, maar ook die van Pizarro. En daarvoor zal hij door de Inquisitie worden gestraft.
| |
De alomtegenwoordige Inquisitie
God, aldus Monseigneur de Santander, was de eerste Inquisiteur. Hij heeft Adam en Eva uit het paradijs verdreven en hun bezittingen ‘geconfisqueerd’. En het is de plicht van het Heilig Officie om ketters op een gelijkaardige manier te straffen. Want, en hier duikt het beeld van de centaur weer op: ‘God is het hoofd; de staat is de romp’ (p. 207). De logica die Monseigneur de Santander hierbij hanteert, is die van een dictator. Hij redeneert immers als volgt: als vertegenwoordiger van God bezit hij de waarheid, en bijgevolg is het zijn plicht diegenen die dwalen te vervolgen. En Daniel is één van hen. Want stilaan blijkt dat diens leven op een grote leugen berust. Hij wordt namelijk scherp in het oog gehouden en later ook gechanteerd
| |
| |
door Monseigneur de Santander, nadat die heeft ontdekt dat Daniel zich schuldig heeft gemaakt aan sodomie, en daarop staat de doodstraf.
Daniel wordt een ‘familiaris’, een verklikker in dienst van de Inquisitie. Eerst zonder dat hij het eigenlijk beseft (hij dient als lokaas en ‘verraadt’ zo andere sodomieten, onder wie Serrano), later in ruil voor een beloning en voor bescherming. Maar nadat Serrano, als moordenaar, ketter en sodomiet, tot de brandstapel is veroordeeld, en Reinalda en Chaves werden gearresteerd en gefolterd, wordt de grond te heet onder Daniels voeten. Als Reinalda dan ook nog zelfmoord pleegt, wil hij naar Antwerpen vluchten, maar de Inquisitie belet het hem.
Reinalda vond de dood in een waterput (een symbool van noodlot en ondergang dat ook al in De varkensput aanwezig was), die een verwijzing inhoudt naar de spiralende trap (de ‘trechter’) die Daniel telkens weer moet afdalen om vanuit een schuilplaats de slachtoffers van de Inquisitie te identificeren. Hij wordt als het ware aangezogen door de diepte en het enige middel om daaraan te ontsnappen, is voor hem het schrijven, niét van zijn epos, maar van een boek over de Inquisitie. Want daarin wil hij afrekenen met zijn eigen leugens en met die van de anderen. Maar vooral is het hem erom te doen, onder de schuilnaam ‘De anonieme jezuïet’, de leugens van de macht te ontmaskeren.
| |
De historische waarheid
Heeft er echt een Daniel de Trujillo, alias de Anonieme Jezuïet, bestaan? In zijn hoofdstuk ‘Geschiedenis’ zoekt Willy Spillebeen een antwoord op die vraag. Hij citeert onder meer Raúl Porras Barrenechea die in zijn Los cronistas del Peru (1528-1650) verwijst naar een vermelding van het relaas van Chaves, door de Anonieme Jezuïet, opgenomen in het boek Relación de los costumbras antiguas de los naturales del Piru, vermoedelijk omstreeks 1568 geschreven, maar pas in 1879 gepubliceerd door Jimenez de la Espada. Maar de referenties zijn onzeker en niet te controleren.
Frédéric Max, in Prisonniers de l'Inquisition, vestigt de aandacht op het bestaan van ‘familiares’ en steunt hierbij op het boek Sancae Inquisitiones Hispanicae Artes (1567) van een zekere Reginaldus Gonsalvius Montanus (in het Spaans: Reinaldo Gonzales de Montes), die als eerste van leer trok tegen de praktijken van het Heilig Officie. De schrijver heeft alleszins een groot aantal mystificaties opgetrokken, om alzo aan de Inquisitie te ontsnappen. Zijn schuilnaam moet dan ook, volgens Spillebeen, met enige ironie worden opgevat: een jezuïet is niet alleen een lid van een geestelijke orde, maar ook een intrigant en hypocriet.
Bovendien verwijst het pseudoniem naar enkele figuren uit de directe omgeving van Daniel de Trujillo, namelijk Reinalda, padre Gonzales en... Serrano, wiens naam in het Spaans hetzelfde betekent als ‘de montañes’ (of bergbewoner). Méér dan enkele opvallende overeenkomsten en referenties blootleggen, doet Spillebeen niet, zodat de historische waarheid omtrent leven en werk van Daniel ‘een kluwen van raadsels’ blijft. Maar het bestaan van de Inquisitie is hoe dan ook een ‘griezelige realiteit’, die niet kan worden ontkend.
| |
Besluit
Willy Spillebeen heeft een indrukwekkend netwerk van leugens gesponnen om er de waarheid mee te achterhalen. Want ook al geeft zijn roman geen historische werkelijkheid weer - in de zin van exacte geschiedschrijving -, toch levert hij een indringend beeld op van wat het leven onder de alomtegenwoordige Inquisitie moet zijn geweest. In een maatschappij waarin overal verklikkers en spinnen op de loer lagen, kan het niet
| |
| |
anders of de leugen moet deel hebben uitgemaakt van het dagelijkse bestaan. In de voormalige communistische en andere dictaturen van onze tijd zal het beslist niet anders zijn geweest.
Willy Spillebeen toont aan dat Goed en Kwaad soms heel dicht bij elkaar liggen, maar dat het de overwinnaar is die uiteindelijk gelijk krijgt. Serrano ruimt zijn vijand Pablo uit de weg, zoals het leger van Pizarro afrekent met de Inca-beschaving. Het lijkt wel of de mens een vijandbeeld nodig heeft om zichzelf te kunnen profileren. Want na de moord voelt Serrano dat hij eigenlijk een vergissing heeft begaan, terwijl de machtsstrijd tussen de Spaanse veroveraars pas goed losbarst nadat de Incakeizer uit de weg werd geruimd. En dat macht de mens corrumpeert, daarvan is het hele oeuvre van Willy Spillebeen doordrongen.
De anonieme jezuïet is ook verteltechnisch een merkwaardig boek. Spillebeen heeft het zich niet makkelijk gemaakt door de monoloogvorm tot op het einde vol te houden, maar het gekozen perspectief sluit alleszins goed aan bij het solipsistische mensbeeld, waarin leugen en waarheid, fictie en realiteit vaak niet van elkaar te onderscheiden zijn. De roman is ook een ingewikkelde constructie van spiegelingen, waarin het kleine (de eilandsituatie) een reflectie is van het grote (Pizarro's tocht), en omgekeerd. Een punt van kritiek zou kunnen zijn dat Deel 1 (Het eiland) verhoudingsgewijs te veel ruimte in beslag neemt. Het zou zelf als een aparte novelle kunnen gelezen worden, die weliswaar een thematisch verband bezit met de rest van het boek. Nadat de eilandepisode was afgesloten, had ik bladzijdenlang het gevoel dat er een ánder boek begon, al wordt er later opnieuw bij het begin aangeknoopt.
Ook tusen de personages zijn parallellen te trekken, bijvoorbeeld uitgaande van het Kaïn en Abel-motief. Het vijandelijke paar Serrano-Pablo wordt weerspiegeld in de gespannen relatie tussen Serrano en Daniel, terwijl Ramiro Chaves, ongewild, tegenover zijn broeder Francisco komt te staan. In alle gevallen is het de macht die de verhouding verstoort en verziekt. Individuen hebben de machtsdrift nu eenmaal in zich, dat blijkt uit de gebeurtenissen op het eiland, maar als ideologische of godsdienstige systemen en instituties zich de absolute macht toeëigenen, dan wordt datzelfde individu er maar al te vaak de speelbal van.
Is er dan geen uitweg uit deze spiraal - die ‘trechter’ - van onderdrukking en hypocrisie? Willy Spillebeen is wat dat betreft, geloof ik, nogal pessimistisch. Aan de ene kant is er het geweld, als een reactie tegen onrecht die haar hoogtepunt bereikt in de moord op Pizarro, gepleegd door Chaves. Wie het vanuit een psychoanalytische hoek wil bekijken, kan in die daad ook een vadermoord zien. Aan de andere kant is er de ontmaskering van de machtswellust, de corruptie en de wandaden begaan in naam van een hogere instantie, en dit is het middel dat Daniel de Trujillo uiteindelijk aangrijpt: in plaats van de lof van God en Vaderland te zingen, zoals hij aanvankelijk van plan was, zal hij nu een aanklacht schrijven tegen de machthebbers. Want dat is voor hem nog de enige manier om zijn eigen waardigheid terug te vinden, of zoals hij het zelf zegt: ‘Mijn vijand ben ikzelf en mijn hele leven lang al voer ik oorlog met hem. Mijn toekomstige geschriften als een vredesverdrag met mezelf, klinkt dat niet mooi?’ (p. 241).
Willy Spillebeen belast de schrijver alleszins met een verheven taak, die hijzelf al meermaals op zich heeft genomen. Boeken als Cortés of De Val, De waarheid van Antonio Salgado en De anonieme jezuïet getuigen daarvan. Het is evenwel de vraag of de schrijver in onze westerse samenleving nog over voldoende status en middelen beschikt om ook te worden gelezen en gehoord, nu de media hem hebben gereduceerd tot een amuseur in
| |
| |
de poppenkast van platvloerse radio- en tv-programma's. En het ergste is dat de meesten er zich maar al te graag toe lenen, als centauren wier hoofd ten dienste staat van de verkoopcijfers en van publieke bekendheid.
De anonieme jezuïet is een boek van een integer en een boeiend auteur die het meent met zijn vak en die nog over voldoende ‘ouderwetse’ trots beschikt om het naar best vermogen uit te oefenen. Willy Spillebeen wordt dit jaar zestig en ik wens hem van harte nog tientallen jaren vol onvrede, ergernis en vechtlust toe. Kortom: nog veel schrijflust!
|
|