in mijn keel en moest herhaaldelijk slikken. En ik duwde zo hard op Evaatjes hand dat ze ‘Ai, aai’ zei.
‘Ken je dat wijsje niet, jongen?’ vroeg de meneer.
Ik kende het inderdaad niet.
‘Leren ze na de bevrijding op school ons Nationaal Volkslied dan niet meer?’ vroeg hij.
De anderen keken me met hun domme ogen aan. Verwijtend. Ik was er zeker van dat ook zij dat wijsje niet kenden.
De meneer sloeg voort de witte en zwarte stukken aan, die hij ‘toetsen’ noemde. En hij maakte daarbij met zijn vrije arm bewegingen in de lucht.
‘Ik wil ze alle vier wel eens testen’, zei hij. Hij ging van de ene piano naar de andere. Ze hadden alle vier zo'n wit-en-zwart gebit en heetten alle vier BECHSTEIN.
‘Deze hier klinkt vals’, zei hij. ‘Maar dat geeft niet, ze moeten toch opnieuw gestemd worden.’
Ik had die valse klanken onderscheiden en was trots op mezelf. Later leer ik ook op zo'n vreemdsoortige zwarte kist met van die wit-en-zwarte tanden spelen, dacht ik. Ik keek van de meneer daarboven naar de mannen beneden en vandaar naar Evaatje. Zij leek me de enige die niet dom keek, hoewel ze een pruilmondje trok en op haar vuile vingertje sabbelde.
‘Vind je het mooi?’ vroeg ik.
Ze knikte. ‘Ssst’, zei ze.
Toen klonk ineens ‘godverdegodverdegodver’ vanuit de schuur. De boer sprong te voorschijn, recht op zijn dochtertje af, dat geschrokken achteruit week, maar aan mijn hand vasthing.
‘Wat is dit hier, Eva? Wat is dit hier!’
Hij had wat half opgebrande luciferstokjes en een dot zwartgeblakerd stro in zijn hand en stak ze zijn dochtertje onder de neus.
‘Kom mee’, schreeuwde hij en sleurde haar naar de plek waar de piano's gestaan hadden. ‘Wie heeft hier vuur gemaakt? Jij?’
‘Ik niet, papa.’
‘Wie dan wel? Hij? Hij natuurlijk!’ De boer wees naar mij.
‘Zeg dat hij het geweest is!’
Evaatje zei niets.
Ik voelde me ineens beetgepakt door een hand die me pijn deed.
‘Ben jij het geweest, Jaak? Heb jij godverdomme tussen die piano's gezeten en vuur gemaakt?’
Was dat de stem van de boer? Nee, het was de stem van vader.
Ik zei ‘Ja’, heel stilletjes. Voelde toen hoe ik uit mijn evenwicht raakte en pijn had aan mijn ene wang, dan aan mijn andere wang en weer rechtveerde. Ik kreeg een stomp tegen mijn borst en viel op de grond met mijn knie tegen de plank aan, ik zag dat hij ging bloeden. Mijn vader (of was het toch de boer?) boven me gaf me nog steeds stompen. Toen ik me eindelijk kon oprichten en rond me keek schrijnde mijn gezicht en deed mijn lichaam overal pijn. Ik zag vader vlakbij me staan en de boer en de chauffeur en de meneer met de deukhoed en lange Roger iets verderop. Alleen lange Roger grijnsde, maar hij grijnsde altijd. En in de verte, maar zo ver kon dat toch niet zijn, zag ik Evaatje weglopen, struikelen en vallen. En ik zag ook bovenop die rode vrachtwagen de vier piano's staan en ik huilde nog steeds niet. Ik begreep ineens dat vader me wel had moeten slaan en opnieuw slaan omdat iedereen dat van hem verwacht had en toen pas begon ik te huilen. Maar ik wist niet of het om die piano's was of om vader of om Evaatje, die ik ineens ook hoorde huilen.
Ik maakte me uit de voeten, Evaatje achterna. Maar ik rende naar huis en huilde de hele weg, zonder te weten waarom. Moeder vroeg wat er scheelde en ik zei dat vader me geslagen had omdat ik met lucifers gespeeld had. Ze gaf me ook een standje, maar geen slaag. Vader had groot gelijk, zei ze.