Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 134(1989)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] [1989/3] Stefaan van den Bremt Gedichten Eén grote waakvlam is de dag. Een baai van goud en diepblauw is de hemel. Jij zit in de tuin en kijkt op als een kraai hikt van de hitte en krast, of op een lei- en dak gegriffeld wordt. Je zit te schrij- ven in het eerste leerjaar. Hou je taai, 't is hanepoot en baksteen. Ben je blij- ven zitten? En nog vind je niet je draai? Alleen waar vuur heerst, heilig vuur, ontwaakt de ware schrijfaandrift. Dat vuur volmaakt het handwerk van het schrijven, een gedreven aaneenrijgen van letters die gaan leven en naderhand het woord, de zin, los zand tot glas versmolten, hard en transparant. [pagina 258] [p. 258] Zoek hinkelblokje Wat is maat en wat is rijm? Zo iets als een uitgesleten hinkelblokje dat moet zijn kwijtgespeeld en lang vergeten? 1 Het is niet gezegd dat je bent wat je zegt. Het doet er niet toe dat je zegt wat je bent. En dat doen of je doet wat je zegt is ook wat gezegd. Wat te doen met andere woorden? 2 Van het blad voor je mond spreken woorden je boudweg zwart op wit tegen. Bijna hardop, als een kind bij zijn eerste stil- lezen, wijzen ze het wit af, bijkans. 3 Vlakaf in het oog springend en zingend weten de woorden wat zij willen, niet wat jij kwijt had gewild. Met het blote oog te horen hinkelen ze het blad af. [pagina 259] [p. 259] Ars Poetica Zo lokt een zoemtoon ook de dar. En raakt de radar in de war, ik weet op verre lippen woorden besterven terwijl ik verstar. 1 Noem mijn muze koel. Zij denkt haar schone voorhoofd in één rimpel. Hoe nadrukkelijk grift het denken in dat gladde vel! Zij lijkt soms geheel afwezig. Geen steek te zien. Geen woord te horen. O mijn muze, blinde, dove gedachte die zingen wil! 2 Warm en koud speelt ze, spelt een alweer wijkende zin, brandt haar vingers aan betekenis, klinkt ze eraan vast - zo hecht als wijze bijen aan hun koningin. Mede klink ik, in haar zwerm- cel gevangen, en dan komt het loze lezertje dat honing wil. [pagina 260] [p. 260] Van wie gegaan is door het vuur en die geraakt is in de branding, van de moëddzin in Sansanding en van het kraaien in het uur der waarheid, van het woord: papier of vlees geworden, lof en schennis van de geschreven wet, de kennis die niet geboekstaafd is, rivier buiten haar oevers naar de deur tussen de blinden als de bedding overloopt van dood en redding, van roes en rouw en de teleur- stellende slotbalans, een onding: alles of niets meer na afronding. Vorige Volgende