stap gezet in de richting van de monetaire integratie door de oprichting van het Europees Muntsysteem, dat moet leiden tot vaste wisselkoersen en uiteindelijk tot één Europese munt. In 1985 kon de Eenheidsakte worden goedgekeurd, waardoor het Verdrag van Rome, dat in 1957 werd ondertekend, wordt verduidelijkt en waardoor o.m. de besluitvorming in de schoot van de Europese ministerraden wordt onderworpen aan de meerderheidsregel (weliswaar een gekwalificeerde meerderheid) i.p.v. de consensusregel, die aan elke lidstaat een vetorecht geeft en met zich brengt dat het nemen van beslissingen bijzonder traag verloopt. De Eenheidsakte geeft ook meer bevoegdheden aan het Europees Parlement. En ten slotte is er het beroemde Witboek van de Europese Commissie, van 1985, dat een zeer indrukwekkend programma voorstelt met het oog op het creëren van een grote eengemaakte Europese markt, vanaf 31 december 1992. Deze grote Europese eenheidsmarkt zal niet minder dan 320 miljoen consumenten tellen en daardoor het belangrijkste economische blok vormen in de wereld.
De EEG is dus niet ineengeklapt onder de druk van een zeer lang aanslepende economische crisis. Integendeel, wellicht omwille van het toenemend crisisbewustzijn en de ondoelmatigheden van een verdeeld Europa, hebben de politieke leiders, tijdens deze moeilijke economische periode, de Europese Gemeenschap uitgebreid en ook verdiept en bereiden zij zich voor op de grote sprong voorwaarts.
Jarenlang had men zich pessimistisch uitgelaten over Europa, zijn eenmakingsenergie, zijn gemeenschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Men sprak alom van Eurosclerosis. Vandaag de dag is het tij totaal gekeerd. Het zou evenwel getuigen van naïviteit thans in het omgekeerde gevoelen terecht te komen en zich te beroezen aan Euroforie.
Inderdaad, de weg die ons scheidt van 1992 is kort in tijd maar steil wat betreft het wegnemen van de hinderpalen. De Europese Commissie, onder het voorzitterschap van Jacques Delors, heeft 286 ontwerprichtlijnen klaargemaakt die voor goedkeuring aan de Europese ministerraden werden voorgelegd. Deze ontwerpen van Europese wetgeving moeten het mogelijk maken einde 1992 de volledige vrijheid van verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen te realiseren. In deze vrijheid bestaat juist de gemeenschappelijke markt. Het komt er derhalve op aan zo snel mogelijk alle fysische, technische, juridische, reglementaire en fiscale grenzen af te bouwen en op te heffen. Dit is een gigantische taak. Sedert lang bestaan tussen de Europese lidstaten geen douanerechten meer maar daarnaast worden nog steeds talrijke zgn. niet-tarifaire maatregelen toegepast in het onderlinge ruilverkeer, waardoor nationale belangen worden beschermd. Het is bijvoorbeeld voor een Belgisch aannemer uitermate moeilijk om, bij openbare aanbestedingen in bijv. Nederland, Frankrijk of Groot-Brittannië in aanmerking te worden genomen voor de uitvoering van een openbaar werk ter plekke. Het omgekeerde geldt trouwens ook.
De vrije vestiging van afgestudeerden, met gelijkwaardige diploma's, in ieder van de 12 lidstaten is eveneens nog steeds onderworpen aan talrijke hindernissen. Normen en standaarden van hygiënische of technische aard beperken de uitvoer en de invoer van zeer talrijke Produkten.
Het verslag Cecchini heeft aangetoond dat het niet-Europa, d.w.z. een Europa dat nog vol zit met interne beschotten en ten minste 12 compartimenten in functie van het aantal lidstaten, heel veel kost in termen van welvaartsverlies aan de inwoners van de Europese Gemeenschap. Zo becijferde Cecchini dat indien Europa vandaag economisch zou zijn eengemaakt, de tewerkstelling met 2 tot 5 miljoen banen