Verstuyft kan verdragen. En dit is toch wel iets nieuws, want gewoonlijk vullen de twee speurders elkaar perfect aan. Bovendien heeft Geeraerts van Vincke, die in de vorige misdaadverhalen vaak nogal geïdealiseerd werd voorgesteld, nu een mens ‘van vlees en bloed’ gemaakt, die jaloers kan zijn, verdriet en medelijden kan hebben en die bij een bezoek aan Raiford State Prison zijn gevoelens nog maar amper kan bedwingen.
Het verslag van de rondleiding in de gevangenis door enkele cynische cipiers, is overigens een pakkend hoofdstuk geworden, waarin het probleem van de doodstraf - die nog in heel wat Amerikaanse staten wordt uitgevoerd - op de voorgrond komt. Hier is Geeraerts weer op zijn best en net zoals in zijn Gangreen-periode weet hij door middel van nauwkeurige observatie en beschrijving een beklemmende sfeer op te roepen die bijblijft. Vincke en Verstuyft worden namelijk in de gelegenheid gesteld, in feite is het een gunst die ze moeilijk kunnen weigeren, de cellen van de ter dood veroordeelden te zien én de lugubere plaats waar de elektrische stoel zich bevindt. Ik twijfel er niet aan dat deze bladzijden, waarin het zelfs Vincke te machtig wordt, een schitterend uitgangspunt kunnen vormen voor een discussie over de doodstraf, die in Amerika werkelijk een politieke betekenis heeft gekregen in de strijd om het nieuwe presidentschap. Bovendien betrekt Geeraerts bij dit ethische probleem ook de vraagstelling of blank en zwart in de V.S. wel gelijk voor de wet zijn - een onderwerp dat ook in de media, ik denk bijv. aan Panorama, al ruime belangstelling kreeg.
Maar ondertussen valt er natuurlijk nog een moordzaak op te lossen, die veel ingewikkelder zal zijn dan aanvankelijk werd gedacht. Ik wil hier volstaan met te zeggen dat alles uiteindelijk om investeringen van ‘zwart’ geld blijkt te gaan, waarbij oplichters en internationaal opgezette ‘companies’ een cruciale rol spelen. Via een combinatie van een personele en een alwetende vertelinstantie leidt de auteur het verhaal ten slotte in een versneld tempo naar een gewelddadige ontknoping, zoals ook al het geval was in De zaak Alzheimer.
Ook al behoort Zand tot de betere misdaadromans van Geeraerts, toch zal ook nu weer worden geredetwist over de vraag of we hier al dan niet met ‘literatuur’ te maken hebben. Laat ik daar dit over zeggen: ik vind dat dit ‘welles-nietes’-gedoe weinig of geen aarde aan de dijk brengt en dat men een boek in eerste instantie moet beoordelen vanuit de tekst zelf. En daar bedoel ik mee dat men in een tekst niet moet willen zien of lezen wat er niet staat. Jef Geeraerts heeft zijn boek de ondertitel ‘misdaadroman’ meegegeven en heeft daarmee zélf het niveau aangeduid waarop de tekst moet worden gelezen en beoordeeld. Want inderdaad, de meerduidigheid die meestal eigen is aan literatuur, zowel op het vlak van de structuur als van de inhoud, is hier herleid tot één enkel niveau: dit van het verhaal over een misdaad. Dit betekent dat de uitwerking van de intrige voorop staat en dat alles draait rond de speurtocht naar de motieven en de dader. Vandaar dat een thriller of een misdaadverhaal (het verschil ligt hierin dat het tweede niet noodzakelijk ‘spannend’ moet zijn), meestal niet geschikt is voor herlezing. In het beste geval schuilt er een maatschappijkritiek of een moraal in (in dit geval zou dit de discussie rond de doodstraf kunnen zijn), maar ook dan nog moet alles toegespitst blijven op de ontknoping en dus op de eerste lectuur. En hierin ligt het grote onderscheid: een literair boek zal er ongetwijfeld bij winnen als het wordt herlezen (nieuwe verbanden of ideeën komen aan het licht; taal of stijl kunnen doel op zich zijn; thema's, motieven en symboliek kunnen worden uitgediept, enz.), terwijl het paradoxale van een geslaagde misdaadroman erop neerkomt dat een tweede lectuur het