Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 133(1988)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 518] [p. 518] J.P. den Haerynck Traditie Het huis dat licht gestreept van vrouwentongen zo op een schuiloord lijkt. Midden de wereld opgetrokken uit de geluiden van het achterhuis. En van adem voorzien. Van juist voldoende duister. Zodat het licht wordt als je naar de ramen kijkt, in je ogen de hele kamer staat. Nu je twijfelt of je oom achter de regen zat te denken aan meer armslag voor het boeren of aan de jonge katten in het zondagskoren: proevend van een ronding in de schuur. Denk je dat in jouw ogen alleen de kamer stond. Wat later slechts een droom, een wijze van herkennen bleek. [pagina 519] [p. 519] Foto Wat het licht hier doet is niet te noemen tederheid ontgrenzen. Schaduw werpen van het kleinst bewegen. Dat alleen in weemoed zichtbaar wordt. Veel later pas. Als je zonen je nauwelijks herkennen in hun ijver. Als op je handen de jaren zijn gerimpeld. Je vel gegerfd door zorgen en wat kinderen verspreken in hun spel. Dat herinnering geen vat heeft op het diepste knagen, dat duisternis nooit alle hoeken slaat. Het blijft behelpen weer omdat dit nooit geneest: zoals je toen samen onherroepelijk zo licht van leven stond. Vorige Volgende