Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 133(1988)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 266] [p. 266] Koenraad Goudeseune Album 1. Het album begint bij het onaffe huis. Enkele muren staan reeds voorzichtig overeind. Mijn vader, daarnet gehurkt, heft zwijgend stenen in de lucht, die lukraak en tegen mijn zin, naar een voorstelling van mijn kamer dingt. Er is vooralsnog teveel openheid die ik van verzwijging beticht. Een zomerse dag: zwart-wit de blauwe lucht waarin een vogel zich van route vergist. 2. Enkele pagina's verder ben ik geboren, al staat nog te bezien of ik het ben: op mijn buik overweeg ik mijn lichaam en huil. Wou iets in mij dat het anders was? Daarna houdt een bed mij liggend. Tussen gekartelde randen zorgen spijlen voor perspektief. Gis ik naar de lens, een moment lang? [pagina 267] [p. 267] 3. Het licht op mijn gezicht laat vermoeden dat het nog net kon: een foto van mij. Landschap achter me twijfelt evenwel en weet niet precies of het nog zo vanzelfsprekend liggen moet. Een heg verdwaalt ook al in haar afrastering. Gras rond mijn voeten wil nog even wat, maar is verderop amper het donker van donkergroen waarin ik sta. 4. Ik fiets hard, al raakt het beeld slechts tot aan de kromming in de weg. Een repel bos vertelt hoe ik daar kwam, niet hoe het verder zal. Ik krijg de trappers net niet rond. Fotofinish van wat nog beginnen moet: nieuw uitzicht. Twaalf jaar na datum en op papier, rijd ik er opnieuw. Kijk: een volgende bocht. Ik ben er haast. [pagina 268] [p. 268] 5. Ik werd het tenslotte niet eens met wat ik laat zien: die voet moet nog even anders en mijn heup wil plots haar houding niet. Ook een hand lijkt zich nog ijlings af te vragen of het toch niet beter in een vuist. Waarom wil mijn glimlach dat ik op foto eigenlijk ernst verkies? Iemand zei waarschijnlijk: ‘Nu’! Ik kijk nog gauw, maar er gebeurde niets. 6. In profiel ben ik het weer helemaal, ofschoon ik niet kijk om er zo uit te zien. Naast mij vangt een schouder aan. Het beeld verzint onbehouwen slierten van jouw haar erbij. Ik praatte wellicht, alhoewel het niet te zeggen valt: een halve lettergreep in het niets. Verstarde ik achteraf een ogenblik? Ik vul mijn mond opnieuw met taal. [pagina 269] [p. 269] 7. foto zonder haar Aanvankelijk ben je er nog wel, vandaar, maar gaandeweg wil het beeld niet langer van jou weten en toont meedogenloos waar je voorbijkwam: een rij bomen die zich nauwer bij elkaar gaat voelen; Het einde van een laan. Perspektief wil je er vooralsnog bij betrekken, doet domweg alsof je daar nog zou te wachten staan. Vorige Volgende