Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 133(1988)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] [1988/4] Christine D'haen Penoeël Gen. 32:25 Ik ben gekomen - Die mijn heup ontwricht mijn nachtelijke naam niet sprak mij naamloos liet van aangezicht tot aangezicht hij liet zich zien: maar hoe dan ik blind ervan? In ijzig vuren schicht van blik in guur licht van zacht staal een zoete meesteres deed hij mij bloeden, wakker de ganse nacht bevocht terwijl hij wies en kromp zijn woede zijn list mij, stil schreeuwde mij zijn mond 't weerlichtend woord, orakeltaal. Hij zweeg en drong zich dicht met weerzin tegen mij en greep mijn oor. En nu ken ik het binnenst van je hand. - Ik ben niet gekomen. Vorige Volgende