dan chaos in zijn leven. Kaplan verlangt naar een reddend ritueel, dat hij bepaalt als een ‘functionerende illusie’.
De alwetende verteller leidt de lezer om eerst nog duistere redenen naar Rome, naar Ellen de Waal. Ellen is gehuwd met een Nederlands diplomaat, met wie ze al 17 jaar volstrekt monogaam leeft. Ze beleeft in haar dromen de wildste erotische avonturen; ze houdt ervan zich over te geven aan ‘denkbeeldig trapezewerk’. Maar tegelijk wil ze het veilige ritueel van het huwelijk niet missen. In het ‘protocol van hun huwelijk’ spelen zij en haar man ‘twee op elkaar afgestemde rollen’, die elkaar in evenwicht houden. In het geritualiseerde bestaan is het evenwicht van het grootste belang. Nadat zij meent te hebben ontdekt dat haar man met de koffiedame van de ambassade naar bed gaat, tracht ze het verbroken evenwicht te herstellen door Dino, een kelner, te versieren. De vorige rituelen, die het leven tussen haar en haar man beregelden, zijn nu zinloos geworden. De geliefde koffie-met-warmemelk op zondagochtend getuigt plots van ‘acteursmaniertjes’, een ‘façade’. Tot ze ontdekt dat alles op een misverstand berust en het verbroken evenwicht hersteld wordt. Intussen heeft de lezer vernomen dat Ellen van haar achttiende tot haar twintigste een hartstochtelijke relatie met Kaplan had en dat ze ook een zoon van hem heeft, wat hij echter niet weet.
Kaplan denkt terug aan Cairo, waar hij Ellen en haar 16-jarige zoon zowat 2½ jaar geleden terugzag. Die ontmoeting is de sleutel tot het grondig verstoorde evenwicht van onze held: hij zal nu toch moeten toegeven ‘dat hij sinds dat ogenblik niet meer tot werken was gekomen, creatief volkomen impotent was geworden, zijn huwelijk had verwaarloosd en een alcoholicus dreigde te worden.’ Nu daar bovenop nog het afscheid van Hannah komt, maakt hij de trieste balans op van zijn leven, van Kaplans Inferno! Zijn vader, jood Kaplan, laat hem een week vóór zijn 39e verjaardag een fortuin na, maar was een sjacheraar in schroot en afval, een man zonder cultuur. Leo lijdt aan een onuitroeibaar minderwaardigheidscomplex en wil zich aldoor bewijzen. Hij snakt naar helderheid en houvast maar maakt zelf alle relaties stuk. Hij wil er overal bijhoren, maar blijft een joodse buitenstaander met vervolgingsangst. Hij voelt zich een ‘kunstmens’ en heeft een ‘krokodilleziel’, want hij kan zijn geliefde niet kussen zonder haar te verscheuren.
De stolp van Ellen
De roman krijgt nieuwe vaart als Kaplan tijdens een publiciteitsreis voor de Italiaanse vertaling van zijn werk Ellen zal ontmoeten in Rome. Meteen wordt teruggeblikt op hun grote jeugdliefde, reeds 19 jaar weg in de tijd. Aan die liefde hadden Ellen en Leo zich hun hele leven kunnen bedrinken. Als ze samen waren, was de smerige wereld er niet meer: ‘Onder de stolp bestond er geen wereld met joden en angstige ouders en stinkende meubelzaken en uniformen van de Waffen-SS in kisten op zolders. Allebei wilden zij zich losscheuren van hun achtergrond. Allebei probeerden zij hun eigen geschiedenis te schrijven, die begon bij hun geboorte - hun nieuwe prehistorie - en nu het jaar nul had bereikt. Leo's bed werd hun aarde en de stolp die er overheen stond hun hemel. Niets en niemand hadden ze nodig. Hun eigen jaartelling was begonnen.’ Leo en Ellen trachten buiten tijd en ruimte te bestaan. Ze willen ontsnappen aan de ruimte van hun jeugd, het bekrompen 's-Hertogenbosch, en aan de tijd van hun ouders, de oorlog, de fascisten en de joden. Maar hoe ontkom je aan je persoonlijk noodlot? Het is moeilijk wonen in een utopie. De paradijselijke roes van een liefde buiten de tijd en buiten de maatschappij, het met volle teugen genieten van de bevrijdende tabula rasa: het kan niet blijven duren. Rond 1966 vindt Leo dat hij zich moet ‘engageren’. De wereld begint aan hun stolp te knagen. De provo's, Mao, Viëtnam worden nu belangrijker dan hun liefde. Bovendien verwacht Ellen een kind. In een wanhopige poging om Leo opnieuw voor zich te winnen, wendt ze voor dat ze haar baby in Londen heeft laten wegmaken. Leo slaat op de vlucht.