haar grootmoeder, die zelf als een soort zuil van zout, onbeweeglijk, in het rusthuis op haar dood wacht. Ze graaft haar hoofd in de schoot van haar grootmoeder. Ze strijkt met de vingertoppen over haar gezicht en proeft zout. Maar er staan geen tranen in haar ogen. De grootmoeder is geheel en al zout, maar deze keer in de betekenis van onverwoestbare levenskracht, regeneratie, inzicht en wijsheid ook. De grootmoeder is voor Anna het zout der aarde. Met de smaak van grootmoeders zout nog in de mond, stapt Anna ondanks alles toch het leven in.
Dat Anna's stap in de wereld op het einde van het boek een daad is van grote moed, ligt niet zozeer aan haar doodgeboren kind, maar veeleer aan innerlijke aardverschuivingen die grotendeels moeten gesitueerd worden vóór de roman begint en die de lezer onder de koude, afstandelijke en egale stijl voelt woelen en branden. Ik heb de indruk dat de baby in Anna's buik een groeiend onheil is, en het uitstoten van dat onheil de noodzakelijke voorwaarde om herboren te worden. De beschrijving van de bevalling verwijst trouwens naar de dood, of, meer precies, naar de doodsstrijd: ‘Ik duw het bloed mijn aders uit. Ik vermorzel de hand in mijn hand. Ik word opengereten opengescheurd. En dan is er geen pijn meer. Mijn onderlichaam davert tegen de bodem van het bad, mijn tanden klapperen’ (p. 107). De baby met het slappe hoofdje en de paarse lipjes blijkt dood te zijn en ook Anna ‘zit in een groot zwart gat’ (p. 108). Ze voelt zich gekneusd en geradbraakt. Het gat, de leegte houdt echter ook de idee van de tabula rasa, het bevrijdend nulpunt in, en de hoop op een nieuwe geboorte en een leefbaar bestaan. Daarnaar verwijst ook het tranenloze zout van de grootmoeder, die - hoe onbeweeglijk en verlamd ook - uitgroeit tot een indrukwekkende oermoeder, een levengevende stamvrouw. En verder is er de naamgeving. Anna had voor haar baby de naam Esther voorbestemd. Dat is precies de naam die Anna's overleden moeder eigenlijk aan hààr dochter had willen geven, zoals we kunnen lezen bij het begin van de roman. Anna wordt pas Esther door de dood van haar baby, die ze ook Esther noemt, maar die nooit zal bestaan. Herinneren we eraan dat de naam Esther in verband gebracht wordt met het Perzische woord voor ster, wat licht en verrijzenis betekent. Esther is natuurlijk ook de oudtestamentische vrouw die bekend is voor haar grote moed.
Anna heeft de hoge moed verder te bestaan ondanks de alomtegenwoordige dood. Want het is de dood die het stuk van Anna's bestaan dat in de roman opgeroepen wordt, in een wurggreep houdt. Tussen begin en einde van het boek, tussen winter en oktober verloopt Anna's leven van dood naar dood. Een zuil van zout begint met het telegram dat de dood van Anna's vader aankondigt - net zoals Dixi(t) van Ivo Michiels begint met het telegram over de nakende dood van de moeder - en eindigt met de dood van Anna's baby.
Tegen bederf, leegte en dood ontwikkelt Anna heel wat rituelen. Hoe vreemd ze ook door het leven dwaalt, ze is een meester in de overlevingsstrategie. Maar het eenvoudig verder leven wordt haar wel erg moeilijk gemaakt. Dat wordt door een algemeen gevoel van paniek, maar ook door een paar concrete herinneringssequensen duidelijk gemaakt. Zo denkt Anna terug aan haar ontmaagding door een wildvreemde Amerikaan. Over het ontluisterende gebeuren hangt een sfeer van hamburgers, vloeken, zwaar gehijg, vuile lakens en vieze zakdoeken. Er gebeurt allerlei aan Anna en het lot dicteert haar bestaan. De vervreemding is compleet: ‘Het meisje in de spiegel boven mij was naakt en had bloed op haar dijen.’ (p. 11). Anna zit slecht in haar vel. Dat blijkt o.m. uit de volgende secuur-pijnlijke registratie: ‘Er is slechts een handvol reizigers in het station en ik voel me in de gaten gehouden. Mijn haar is te kort, mijn oorbellen zijn te lang en ik draag de verkeerde kleren. Elk ogenblik verwacht ik een tik op mijn schouders.’ (p. 9). Anna's innerlijke verscheurdheid wordt nog versterkt door haar relatie met Suzanne, met wie ze aan de Amsterdamse universiteit studeert. De relatie is door alvast Suzanne lesbisch bedoeld. Anna laat een en ander aan haar gebeuren, alsof het