let Maarten je, en dat vind ik niet sportief, of toch wel onbeleefd.
In een interview omtrent dit boek heeft hij zelf gezegd dat wat Maarten in dit boek overkomt allemaal inderdaad zeer autobiografisch is, tot en met de ongewilde maar ‘functionele’ omhelzing op een bergflank. En toch vind ik het een onwaarschijnlijk verhaal, wat niet wil zeggen dat ik het beter weet dan hij, of dat hij liegt, maar wel dat hij zijn verhaal niet goed heeft verteld. Vier keer ontmoeten Maarten en Alma elkaar, met een tussenperiode van ettelijke jaren, telkens in een ander seizoen (het boek zit vol natuurbeschrijvingen). Alma is misschien geen verbluffende schoonheid (al gedragen op wetenschappelijke congressen de geleerde collega's zich jongensachtig belachelijk in haar nabijheid), ze spreekt gebrekkig Nederlands, houdt niet van muziek en niet van Kierkegaard, maar hij is onmiddellijk weg van haar. Men gaat begrijpen waarom. Alma is iemand die niet lijdt onder de tormenten die Maarten bezwaren. Ze is zonder opstandigheid of buitenmaatse verlangens, ze is in feite zichzelf genoeg. In haar nabijheid voelt Maarten zich rustig worden. Hij verlangt naar die innerlijke harmonie - naar God, zegt hij ook in het voornoemde interview (met Ischa, in ‘Vrij Nederland’, een prachtig stuk overigens, waarin 't Hart grandioos ironisch en eerlijk overkomt). Maar Maarten kan die rust en vrede niet bereiken, en zij wil haar gelijkmoedigheid niet riskeren, en dus gebeurt er niks. De ortolaan moet daar een symbool voor zijn, het kleine vogeltje dat ze zoeken, maar slechts dood in handen krijgen.
Er zijn een aantal recensenten die over de diepere betekenis van dit verhaal heel chique stukken hebben geschreven. Wam de Moor onder meer. Ik weet niet, maar ik krijg altijd de wat onbehaaglijke indruk dat je met een beetje spitsvondigheid, en een honorarium dat je toelaat er wat tijd aan te besteden, ook een kasteelroman of wildwestverhaal op een dergelijke wijze kunt analyseren en voor alles een verklaring kunt vinden.
Ik vraag me echt af of die 382 000 mensen die het boekje als Boekenweekgeschenk 1984 hebben ontvangen het allemaal zo gefascineerd en godvruchtig hebben kunnen lezen. (Want De Ortolaan was eerst een boekenweekgeschenk, zoals u zich allicht zult herinneren, maar is dit jaar door De Arbeiderspers in Amsterdam in een mooie gebonden editie op de markt gebracht.) Zo'n jaar of 12 geleden stonden de boeken van 't Hart ook al in de boekhandel, maar ze kwamen er nauwelijks uit. Je vraagt je natuurlijk af wat die stormachtige kentering veroorzaakte, te meer omdat nu zowat alle titels van hem wegvliegen en ook de talrijke vertalingen van zijn werk het uitstekend blijken te doen, en bijvoorbeeld de Engelse vertaling van De Aansprekers door gezaghebbende critici zeer lovend werd besproken. In deze novelle, zeggen talrijke critici, evenals hijzelf (in een interview met Wam de Moor) krijg je een soort staalkaart van alle thema's waar hij mee bezig is en alle facetten van zijn talent. En precies dat boekje, daar vind ik dus niets aan. Een recensente, haar naam ben ik kwijt, bleek ook nogal wat bezwaren te hebben tegen wetenschappelijke onnauwkeurigheden over vogels waaraan hij zich zou bezondigen. In elk geval weet ik nu dat een ortolaan een klein, eetbaar (en zeer lekker) vogeltje is. Hans Vervoort wist daar in zijn recensie (hij vindt het een meeslepend verhaal) meer over te vertellen, hij citeert Schlegel: ‘Op plaatsen waar ze tijdens de trek talrijk waren, werden ze met slagnetten gevangen. In een kooi werden ze dan 's nachts bij kaarslicht in enkele dagen vetgemest met gierst, vervolgens met een steek van een stopnaald in het achterhoofd gedood, geplukt doch niet ontweid, en met rode zijden strikjes om de hals in spanen doosjes verzonden.’
Dat weet ik dan toch weeral, uiteindelijk brengt de lectuur van of over Maarten 't Hart je altijd wel iets bij. Maar in dit geval toch te weinig om er een recensie over te schrijven.
Fernand Auwera