somber bestaan. Alles is aan dat schrijven ondergeschikt, zelfs de keuze van zijn vrouw Eva: zij houdt alles zo ordelijk en netjes mogelijk; bij een ‘hoerig type vrouw’ zou hij meteen ophouden met schrijven. Alleen lezen en schrijven schept harmonie in een verder geheel zinloos leven.
Zoals bij Jan Potocki (In den vreemde): ‘Jan was heel tevreden met zijn huis dat eigenlijk een oud klein paleisje was. Hij had er duizenden boeken en als hij niet schreef zat hij te lezen. 's Avonds schreef hij aan zijn bureau en dronk daarbij bier en rookte sigaretten.’ In het titelverhaal staat het zo: ‘Ik ben verbijsterd over de ellende in de wereld en ik verbaas me over het mooie, ik ben heel vaak ontroerd en zolang ik maar op mijn kamer ben en lezen kan, ben ik heel tevreden en gelukkig.’ Het lezen is nog belangrijker dan het schrijven, want het tweede is een ‘afvalprodukt’ van het eerste. Natuurlijk zijn er, behalve de kamer, nog andere heerlijke plekjes op de vervuilde wereld, zoals b.v. het verlaten stukje strand in Geluk van een blinde man. De hoofdfiguur droomt even weg aan zee, denkt aan The Shadow-line van Joseph Conrad, neuriet een lied van Schumann en kijkt naar een groot voorbijglijdend zeeschip ‘met haast ontelbare, trillende, deinende lichtjes’, voor hij terugkeert naar zijn geliefde werkkamer, de stilte, het boek, de karaf water. Hij denkt al aan de eenzaamheid, de muziek van Mozart, de nieuwe, ongekreukte bladzijden van een roman... als hij domweg omvergereden wordt en nooit meer zal kunnen zien. Hij redt zich uit de wanhoop door zijn boeken te dicteren en zich wondermooie verhalen als De merel van Robert Musil te laten voorlezen. Dergelijke tekst houdt zich nog net staande op de rand van kitsch. Andere zalige ruimten om te overleven zijn nog: een Mexicaans dorpje, een klooster, de stad Leningrad, en vooral het utopische eiland uit Gebondenheid. Het is een aards-paradijselijke plek, ‘je reinste utopia en tegelijk anarchie’: geen agenten, rechters, juristen, cellen, banken, sancties, hypotheken... Maar wel diertjes, beekjes, vrede en rust. De vlucht uit de werkelijkheid is hier
compleet.
In 1979 verscheen De verpletterende werkelijkheid van Biesheuvel, waarin de thematiek van walging, zinloosheid, leegte en krankzinnigheid centraal staat. In de volgende bundels gaat de auteur haast niet meer in op de vraag waarom de hoofdpersonages op de vlucht slaan. Het vluchten zelf, of het verhalen daarover, wordt als iets vanzelfsprekends voorgesteld. Bij Biesheuvel kun je niet terecht voor een maatschappelijke analyse. De lezer moet het stellen met wat vage oprispingen tegen het communisme, de technologie, de milieuverontreiniging, de bewapening enz. Maar de kern van het probleem zit niet in de maatschappij, maar in het bestaan zelf. Vaak zijn de personages verbijsterd om de absurditeit van hun leven en van de hele kosmos. Soms worden ze gek als ze zich grondig van zichzelf ver-