Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 130
(1985)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
I. IntroiteVoorbij de obelisken en de adelaars
Van goud, en op de rijweg naar wat
Voor je lag. Een dag van weinig
Bezoek en eenzaam door de poort
Naar binnen gaan in koelte en in
Schemering. De zuilen grijs, de
Hardsteen en de klinkers - ze
Hadden hun pret, en hielden je
Met hun uitzicht voor de gek.
Maar toen je doorliep, elk gevoel
Van willen en verwachten als de
Roos en haren op de kraag alweer
Van je afgeslagen - was het daar,
Zoals een jeugdvriendin, die handen om je ogen
Sloeg, beval - raden wie ik ben.
| |
[pagina 98]
| |
II. Nam et hic di suntAlsof de vaste, saaie grond
Zoals een valluik voor je voeten
Open was gegaan. Geschrokken bleef je
Staan, toen wat er was zich als een
Dans onthulde, een geordende beweging.
Je schrok meteen omvat het bleek
Hoe zeer vlakbij het al die tijd moest
Zijn geweest. Want toen je hier naar
Binnen trad, was het gewoon - alsof
Je er was teruggekeerd. Je zag
Weer ongeschonden, zich als louter
Ordening vertonend landschap. De plaatsen
Waar je, als een kind onkwetsbaar en
Beschermd door goddelijke blikken - rustig
Deed alsof je thuis was.
| |
[pagina 99]
| |
III. In medias resNoem dat dan verblinding, die
Blik die niets aan toeval overlaat,
Die struiken leest, de optelsom van
Bomen maakt. Noem het een denkbeeld,
En bedrog - het wordt door namen
Niet geraakt. Het was alsof je
Vleugels kreeg en, op de vleugelslag
Van geest en ogen, wildernissen oversteeg.
Tenslotte zag je nog slechts tuinen,
Slechts bedoeling, en waartoe. De
Vraag naar hoe bleek opgeheven. Want wat
Daar ging, het was de zon - maar waar
Ze ging, bewoog ze slechts voor mij. En ook,
Niet ik was het die verderliep. Gazons, het kiezelpad,
Zij trokken aan mijn oog voorbij.
| |
[pagina 100]
| |
IV. A reboursEen panorama als een droom - het bracht
Je terug tot wie je altijd was geweest, en
Naar een tijd die, zonder voorbehoud, al zijn
Gedachten, beelden en beweging nog niet in
Zichzelf, maar in de hele wereld vond. Ze waren
Als vanzelf ontstaan, van geen bepaalde
Plaats vandaan en toch, ze waaiden door het
Blikveld zoals door de herfst gebladerte en
Kranten - net zo onafscheidelijk.
Het woord was nog slechts vlees geweest, de zon
Aldus genoemd omdat zij warmte geeft en
Licht, en enkel voor jezelf zijn door
Je vader opgelegde herendienst verricht.
Een roos was een roos was een roos. De taal
Een etymologie.
| |
[pagina 101]
| |
V. PathétiqueDe loden jassen van het zwijgen
Dichtgeknoopt. De handdruk van
De takken, het welzijn van de
Steen, de ijslaag op de ogen van
De vijvers niet meer aangeraakt. En
Vooral dit: de blokken van de bouwdoos
Het verlangen opgeborgen. Je werd een
Middelpunt van onbeweeglijkheid. Een
Engel die de mantel van zijn blikken
Over alles had gespreid. En tenslotte zou je
Marmer zijn, en marmer kijken. En wat je
Zag, het zouden louter spiegels blijken
Van een eeuwig beeld -. Van enkel op de
Trappen staan. Van enkel blank en gaaf en
Geen verwering.
| |
[pagina 102]
| |
VI. Amor dei intellectualisDe kruinen van de bomen
Bijgeknipt tot regelmaat. Een ruïne die geen
Ruïne was maar opzet. En wat een labyrint
Kon lijken, ontpopte zich als geometrisch spel
Met de alleeën. Hierdoor liet het zich begrijpen
Als een werkzaamheid - een visie die
Zich tot geen standpunt te beperken heeft,
Een bundel alomvattende bevelen. Want wat
Nog vreemd was, moest zich in vertrouwde vormen
Kleden. En wat gebouwd werd, moest bij voorbaat
Aan het vreemde overgeven. Zo is het overal aanwezig
In het samenspel. Nooit legt het zich in één
Verschijning vast. Ten hoogste soms waait naar
Je toe wat haast een geur is. Je meent in
Zand een spoor te zien, en te herkennen.
| |
[pagina 103]
| |
VII. De moraalAls de beweging van een degen
Besteeg de weg de helling. Dat je
De klim begon was navoltrekken en
Beseffen wat de opdracht is, de
Plicht waar men zich niet kan
Aan onttrekken: dat wat men ziet,
Zijn eisen stelt. Je was niet langer
Om jezelf bezorgd, en klom zoals
Klimop op luwe muren klimt:
Met grootste vanzelfsprekendheid.
Wat je wou bereiken en wat daarna
Komen zou, zijn vragen met een
Antwoord als een laatste wens. Je krijgt
Waarom je vroeg - maar daarna is de
Tijd van krijgen onherroepelijk voorbij.
|