| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Argus
3de jrg., nr. 17, 1980
Cor Jellema schrijft een cyclus heel behoorlijke reisgedichten: ‘Antiek toerisme’. Minder goed is het gesteld met verzen van Gaby Leijnse, Dirk Rochtus, Gabriëlle Demedts, Arno Kerkhofs, Marcel de Backer en Willy Prijs. Klein proza is van Germain Droogenbroodt, Joris van der Kamp, Leander Hanssen en Juul Kinnaer. Willem Neyns bespreekt de poëzie van Robert Long: een verdienstelijke poging om het keurslijf van de louter geschreven poëzie te doorbreken. Jan Kooistra stelt de Groningse hoogleraar-bibliofiel Hendricus Prakke voor. ‘Haikoe, de poort naar zuiverheid’ is het zoveelste opstel over de haikoe, ditmaal door Gie Luyten. In de rubriek ‘Over de grenzen’ is het slot te lezen van het verhaal ‘De stroper’, door de Rus Joeri Nagibin. Alstein schrijft over de roman ‘Boven water’ van de Canadese Margaret Atwood. Romain John van de Maele vertaalde een tiental voortreffelijke gedichten van de Deen Dan Turèll. Jan van den Weghe vaart uit tegen Georges Wildemeersch naar aanleiding van diens toch wel echt grove recensie van een bundel van José de Poortere. Recensies over werk van o.m. Roger Pieters, Paul Lebeau, Willy Spillebeen, Lizzy Sara May, Walter van den Broeck en Harry Platteel.
| |
Bzzlletin
9de jrg., nrs. 83, 84 en 85, febr., maart en april 1981
Zoals stilaan gebruikelijk bij dit blad, nu ook drie themanummers. Het eerste is helemaal gewijd aan de figuur van Sade. Na een chronologisch overzicht van zijn leven volgen bijdragen over diverse aspecten, zoals zijn relatie tot het denken van zijn tijd, zijn atheïsme, politieke inzichten, invloed en verwantschappen. Naast het thema nog verhalen van Kees Simhoffer en Rob Molin, en gedichten van Elly de Waard.
François Haverschmidt, alias Piet Paaltjens, staat centraal in het nr. 84. Minder duidende of synthetiserende bijdragen in dit nummer, en integendeel heel wat historische reconstructie en commentaar bij documenten. Uiteraard krijgt de zelfmoord van de dichter nogal wat aandacht, in opstellen van Jeroen Brouwers en vooral Rob Nieuwenhuys, die o.m. grote fragmenten uit de zgn. ‘worgengelpreek’ opneemt en commentarieert. Apart van het thema een opstel van G.A.M. Janssens over ‘James Baldwin als romanschrijver’.
Nr. 85 tenslotte gaat zo goed als helemaal over de romancier Willem Brakman, met o.m. een boeiend gesprek van Johan Diepstraten met de auteur, naast essays over afzonderlijke werken en de biografische context.
| |
| |
| |
Chrysallis
nr. 7, 1981
Deze paperback bevat o.m. een voorstel tot herwaardering van de 19de-eeuwse schrijfster Johanna van Woude. Daartoe wordt een fragment uit haar roman ‘Tom en ik’ (1889) afgedrukt. Anne Pries leidt een selectie uit de dagboeknotities van Lidia Tsjoekovskaja in: ‘Herinneringen aan Anna Achmatova’. Gedichten van Elly de Waard, Jozef Deleu en Alijd Brink. Maar veruit het boeiendste, en ook plezierigste, is een vertaald polemisch essay van de 19de-eeuwse Engelse romanschrijfster George Eliot over ‘Flutromans door dames’.
| |
Dimensie
5de jrg., nr. 3, april 1981
‘De verbeelding aan de macht’ noemt Guy van Hoof een stukje over de poëzie van Gust Gils. Daarna bespreekt hij de bundel ‘Plaatselijke tijd’ van Jaap Harten. Frans van Hattum schrijft over de poëzie van Loes Nobel en Kees Helsloot formuleert een nogal genuanceerd oordeel over de jongste bundel van Herman de Coninck, ‘Met een klank van hobo’. Niemand minder dan de 19de-eeuwse dominee-dichter Bernard ter Haar wordt voorgesteld door Rody Chamuleau. Wat de brave borst hier plots komt doen is allerminst duidelijk. Merkwaardig is een verhaal van Anton Gerits, waarin telkens haikoes zijn verwerkt. Van de dichters in dit nummer vernoem ik Dirk Kroon, Mark Kinet en Mark Dangin.
| |
De gids
144ste jrg., nr. 1, 1981
Erg goede poëzie in dit nummer, van Elisabeth Eybers, Hans Tentije en Willem M. Roggeman. Steef Davidson stelt de Joods-Litouwse, nu in Amsterdam wonende dichter Isaak Davidson voor. Hij vertaalde ook enkele van zijn gedichten. ‘Doodzonde’ is een knap hoofdstuk uit een nieuwe roman van Peter Hoefnagels. J.R. Evenhuis neemt het genre van de pastorale als uitgangspunt voor merkwaardige, heel boeiende beschouwingen over pastorale ideologieën: ‘De pastorale: versie en perversies van een dierbaar genre’.
| |
Heibel
15de jrg., nr. 3, maart 1981
Heel boeiend is een studie van M. Schaevers over de ideologische implicaties van de Belgische arbeidershuisvesting sinds het midden van de 19de eeuw. Hij gebruikt daarvoor hoofdzakelijk inzichten van de Franse filosoof Michel Foucault. D. Robberechts reageert op het nieuwe blad voor arbeidersliteratuur, Onderuit. Hij vraagt met aandrang om authentieke documenten. H. Brusselmans schrijft Zuidafrikaanse reisimpressies. Aansluitend gaat G. Stratmann terecht maar ten overvloede tekeer tegen een onbenullig Breytenbach-opstelletje van Rik Beckers. Mark Baeyens confronteert ons met een racistisch getint taalgebruik in de omgang met gastarbeiders en D. Robberechts gaat uitvoerig in op de Mozart-biografie van W. Hildesheimer.
| |
Hollands maandblad
22ste jrg., nrs. 399 en 400, febr. en maart 1981
‘De kat’ is een mooi verhaal van Nelly Heykamp. Daarnaast vallen in het februarinummer enkel gedichten te ver- | |
| |
melden van Wim Brands, J.H. van Geemert en Sacha Fontane.
Het maartnummer opent met een prachtig essay van Frida Balk-Smit Duyzentkunst: ‘Taal, wetenschap en angst’. Volgens haar eigen formulering is de strekking van het betoog als volgt samen te vatten: ‘1. Grammatica is niet te moeilijk voor kinderen van de lagere school. 2. Grammatica is te moeilijk voor Noam Chomsky’. Jan Vriend schrijft over de betekenis van de Roemeens-Griekse componist Iannis Xenakis voor de 20ste-eeuwse muziek. Verder een verhaal van J.M.A. Biesheuvel, en goede gedichten van vooral Jos Kunst en Kees Ouwens. ‘De regels van het huis’ bevat columnachtige bedenkingen van K.L. Poll.
| |
Kreatief
15de jrg., nr. 1, april 1981
Geert Barbier analyseert de realisme-theorie van Georg Lukacs. Frank de Glas bespreekt een interessant Zweeds initiatief dat erin bestond de literatuur aan de man te brengen volgens de verkoopsstrategieën van de massalectuur. Hugo Bousset laat een interview afdrukken dat hij in januari 1980 had met de betreurde Bernard Kemp. Vooral de romans ‘De paardesprong’ en ‘Het weekdier’ staan daarin centraal. Daarop volgt een gelijkaardig gesprek met Ivo Michiels. Koen Vermeiren schrijft over Roger van de Velde, naar aanleiding van de verzamelde verhalen. ‘Roland Jooris: van het pikturale naar het meditatieve’ noemen Eddy Verloes en Stef Leunens een contrastieve analyse van twee gedichten van Jooris. Valère van Gerrewey vertaalde enkele heel mooie gedichten van Benjamin Péret. Nostalgische nieuwe poëzie van Patricia Lasoen, en ‘botanisch-erotische’ gedichten van André Despretz: ‘Brons(t)groen’. Recensies over werk van Boon, Reve, Lucienne Stassaert, Jan Wolkers en jeugdliteratuur.
| |
Ons Erfdeel
24ste jrg., nr. 2, maart-april 1981
Wim Rutgers stelt de Nederlands-Antilliaanse auteur Frank Martinus Arion voor. Onder de titel ‘De Tael is gantsch het Volk’ schrijft F. de Tollenaere over taalnationalisme in Vlaanderen tussen 1830 en 1870. De beeldhouwer Rik Poot wordt voorgesteld door Marcel Duchateau. Karel de Clerck schrijft ‘Enkele beschouwingen bij het 38e Algemeen-Nederlands Congres’, en P. Hadermann bespreekt de grotesken van Van Ostaijen. Bruce Donaldson geeft een overzicht van ‘De situatie van het Nederlands in Australië’. ‘De heilige courtisane van Marcellus Emants’ is de titel van een boeiend stuk door Anneke Reitsma over de Lilith-figuur in het werk van Emants. Kronieken over werk van Roger van de Velde (Dirk De Geest), Judith Herzberg (Dirk Kroon), Lidy van Marissing (Hanneke van Buuren), A. Kossmann (Daan Cartens), Hans Faverey (Marc de Smet), Gabriëlle Demedts (Rudolf van de Perre), Hedwig Speliers (Anne Marie Musschoot) en J.F. Vogelaar (Hugo Bousset).
| |
De revisor
8ste jrg., nr. 1, febr. 1981
‘Na zeven jaar’ kondigt de redactie enkele wijzigingen aan. Na Nicolaas Matsier heeft ook Tom van Deel zijn redacteurschap neergelegd. Naast een
| |
| |
kernredactie komt er een uitgebreider redactie, die moet instaan voor een verruiming naar andere kunsten, filosofie en sociale wetenschappen. Er worden meer themanummers aangekondigd, en enkele nieuwe rubrieken. Paul Groot bespreekt de kunst van Carel Visser onder de titel ‘Carel Vissers angst voor beelden’. Anton Haakman vertaalde en commentarieerde fragmenten uit het dagboek van Cesare Pavese en H. van den Bergh speurt naar ‘De eenheid in het werk van Dèr Mouw’. Willem de Ruiter bespreekt ‘Het immaterialisme van George Berkeley’. Daarbij sluit een vertaalde filosofische ‘Dialoog tussen Hylas en Philonous’ aan. De eindeloze discussie over ‘De kunst & het geld’ wordt nu al voor de vijfde keer voortgezet. In de nieuwe rubriek ‘Capita selecta’ valt een gesprek te lezen tussen J. Raddatz, Wilf Biermann en Günter Kunert. Het creatieve werk staat, zoals gewoonlijk, op een hoog peil. Ik vermeld gedichten van Jan Kuijper, Cees Nooteboom en Willem Toorn, en proza van Rob Schouten.
| |
Varia
- In 't Kofschip (9de jrg., nr. 2) schrijft Adé Polfliet een kort stukje over ‘De dichter en de klassieke dichtvormen. Beleven we een heropbloei van het sonnet en het rijm?’. Daar sluit een wel heel beknopte technische introductie van het sonnet bij aan, door Margriet Janssens Reinen.
- Dutch Crossing (nr. 13, maart 1981) bevat een ingeleide vertaling van Vondels ‘Lof der zee-vaert’, door Peter Skrine. E.M. Beekman schrijft over ‘The Universal Hue: Paul van Ostaijen's lyrisme à thème’.
- In Streven (48ste jrg., april 1981) schrijft Lieve Scheer een mooie analyse van het gedicht ‘De wolken’ van M. Nijhoff. Wim van Mulders stelt de DDR-kunstenaar A.R. Penck voor. J. Gerits bespreekt de verzamelde verhalen van Roger van de Velde.
- Juffrouw Idastraat 11 (7de jrg., nr. 1, maart 1981) bevat drie opstellen over en rond Du Perron, en een mededeling van H.G.M. Prick over brieven van Frans Erens aan Andries Bongers.
- In Wetenschappelijke Tijdingen (39ste jrg., nr. 4, okt.-dec. 1980) bespreekt Ingrid van de Wijer tekst en context van Rodenbachs toneelstuk ‘De Studenten van Warschau’.
- Het nr. 89 (16de jrg., nr. 1, lente 1981) van de VWS-Cahiers is samengesteld door Fred Germonprez, en gaat over Eugène Mattelaer.
8.5.1981
Hugo Brems
|
|