Werkonbekwaam wegens verdriet
Met Afwezig laat Dirk Verbruggen zijn tweede bundel verschijnen in de Yang Poëzie Reeks. De toonaard ervan verschilt niet grondig van die van zijn debuut, ‘Spiegels in het zand’ (1979): verdriet, heimwee, ongeborgenheid, vergeefsheid, weerloosheid. Maar ook wel ironische distantie daarvan, lichte zelfspot, en kleine revolte.
Wat de sfeer betreft zit er wat in van Remco Campert, wat van Hans Lodeizen en van Pierre Kemp. Wat natuurlijk nog niet wil zeggen dat Dirk Verbruggen ook meteen de kwaliteiten van die drie dichters in zijn werk verenigt. En dàt wil dan weer niet zeggen dat hier géén kwaliteit zou te vinden zijn. Want die is er dus wél. Ik vind het een heel charmante poëzie, omdat ze zo onopvallend is, zo nauwelijks.
Het is, in de beste gevallen, een poëzie van begeleidende verschijnselen; zoals in het gedicht ‘doodgaan’ (40):
maar ik weet echt niet meer wat
maar ik zal er wel opkomen
maar ik weet echt niet waarom
aan hoe ik sprong in een plas
en de geur van natte sokken
Niet het volle gewicht van de emotie zelf, maar het kader ervan, komt in het gedicht terecht. En daardoor kan de lezer zijn eigen gevoelens invullen, in plaats van tegen die van de schrijver aan te kijken.
De meeste gedichten van Verbruggen zijn geheel of gedeeltelijk opgebouwd uit verhaaltjes, scènes, herinneringstaferelen, die dan op een paar strategische punten emotioneel geduid worden. En daarin zit dan juist de moeilijkheid. Die direct belijdende inbreng is heel moeilijk te doseren: bij te weinig blijven we zitten met een banale anekdote, bij een teveel belanden we algauw in de nadrukkelijkheid van pathos of sentimentaliteit. Dat ik dat hier precies ter sprake breng, komt omdat de aard van deze gedichten helemaal geen gewicht van grote woorden verdraagt. De bloem moet in verhouding zijn met het blad.
Overigens is dit geen poëzie die haar grootste effecten sorteert door taalvondsten, door een bedwelmende retoriek, door schoonheid, en al evenmin door de grootte van de gevoelens. De spreekstijl van sommige neorealistische verzen wordt hier toegepast op de intimiteit van de zelfervaring, en wat daaruit voortkomt is een droefenis die zich voordoet in de kledij van iedere dag. Maar iedere dag droefenis, dat resulteert wel in een hele week wanhoop. Je staat als lezer niet stom bij deze poëzie, je blijft er alleen maar wat haperen. En dat is toch al mooi genoeg?
Hugo Brems