Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 126(1981)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Pieter G. Buckinx / Zes gedichten Een weg zoeken Een weg zoeken onder de zweepslagen van hakhout en lianen, een weg zoeken in het oerwoud van deze wereld. Niet beven voor het gedonder van de vulkanen in de vuurnacht, niet beven voor de brandende beet van de adder. Tastend zoeken naar het licht in het inktzwarte duister en dan, in een bliksemschicht die voor immer de blindheid breekt, het wonderteken zien, de boodschap van de blinde Ziener: Alles dooft uit en verpulvert op deze dorstige aarde, maar bloeit weer glanzend open in het nieuwe Koninkrijk. [pagina 84] [p. 84] Een ander landschap Ik kan hier niet blijven wonen midden barsten en schimmelmuren, ik hang hier aan alles vast, aan die grijze mist op mijn wimpers, aan die kilte in mijn gebeente, aan alles wat ik betast hang ik met al mijn vezels vast Er moet een ander landschap zijn, een eiland in de marmerzee, voor u en mij, een rotsgebergte hard als vuursteen, en een kromgewaaide boom waaronder ik rusten kan. Er moet een vlammend landschap zijn dat nooit verdort, waarin ik één met u tot vlammend goud versmolten word. [pagina 85] [p. 85] Liefhebben is sterven Hoor wat de Ziener zegt: liefhebben is sterven langzaam leegstromen in een zee van licht en verwonderd ontwaken in een oeverloos heelal. Sterven is liefhebben en zonder spijt wegzinken in de geborgenheid van het koele slaapkussen: het tijdeloze. [pagina 86] [p. 86] Kinderloos dromen Kinderloos dromen van blauwe kinderogen en van een koele kinderhand op uw voorhoofd van ivoor. Kinderloos dromen, Christofoor, van water en zon en zand en van een kind op uw schouder en van een traan in uw keel, Christofoor. [pagina 87] [p. 87] Blijdschap en vrees Blijdschap en vrees zijn onafscheidbaar van elkaar. Het bloed klopt even snel in blijdschap als in vrees. Een vlam dooft uit en blinkt het brandhout wit, zo ook zijn wij: de prooi, de buit, uiteindelijk Gods blinkend wit bezit. [pagina 88] [p. 88] Ik plant een appelboom Het dorp hangt in de mist, het water in de grachten wacht op de gele Paasbloem van het voorjaar. Ik plant een appelboom in mijn boomgaard, een appelboom voor later als de mist is opgeklaard. Ik plant een appelboom voor hen die na ons komen, en bang zijn in het oerwoud van de wereld. Ik plant een appelboom voor een prinses die in de mist verdwaalde en kinderloos gestorven is, maar wist wat eens Johannes zei: ik zag en zie, een deur staat open in de hemelring. Vorige Volgende