- ligt over die scène: nu stort een getergde arme zich brutaal op de verfoeide rijke, die hij voor één keer als slachtoffer onder zich heeft. Zo keert Hoognoen de vernedering van Ochtend om in een euforisch moment van wraak. Maar de Avond moet nog komen, en zo de vermelde parallelscènes in de leefwereld van de pubers een min of meer evenwichtige uitbalancering van these en antithese lieten zien, zal in de finale van het boek het naargeestige gevoel van onmacht en dreigend onheil volop domineren.
In de wereld der volwassenen spelen zich immers dezelfde processen af. Daar staan ook armen tegen rijken, gelen tegen rooien, stakers tegen ratten, socialisten tegen gatlikkers van de katholieke baas. De standsverschillen onder de kinderen keren daar terug met een zoveel keer explosiever lading. De burgemeester en de pastoor spelen onder één hoedje met de steenbakkersbaas Vermant. En al gaan de arbeiders moedig in het verzet, de staking wordt wel brutaal neergeslagen op het eind, en het verhaal loopt uit in gevoelens van wrok en onmacht.
De aantrekkelijkheid van Dood getij bestaat er nu volgens mij precies in dat de pubergevoelens van Tor Siebens zo vakkundig ineengevlochten worden met het gevoelsklimaat dat in die andere dominerende verhaalstreng, de sociale strijd, domineert. Over de puber wordt gezegd: ‘De indruk van onoverkoombaarheid past bij het onbestemd gevoel dat hem hinderde als een soort jeuk’ (64). Die onbestemdheid heeft ook te maken met zijn aarzelende houding tegenover het aanlokkelijke meisje Dina, dat hij in Ochtend en Hoognoen met zijn onhandige schroom niet naderbij kan komen. ‘Het was een knagend, bijna lichamelijk pijndoende besluiteloosheid; een ongedurigheid die hem bijna woedend maakte op zichzelf’, staat er (64). Ook in de scène in de bioscoopzaal, waar Pantserkruiser Potemkin gedraaid wordt, bekruipt hem dat nare, onwezenlijke gevoel van verlamming: ‘het gevoel van verwachting, dat hem bij het filmkijken toch telkens weer in spanning hield, werd aangevreten door mistroostigheid’ (121). Tijdens de beroemde scènes met de bajonetten op de lange trappen en met de wild de trappen afhotsende kinderwagen ‘werd hij beklemd door een gevoel van onontkoombaarheid’ (121). In het projectiecabientje blijft hij na de voorstelling van de film achter met ‘een onwezenlijk soort van onvrede, alsof hij op een of andere manier in zijn verwachtingen bedrogen was’ (122). Onvrede, besluiteloosheid, onbestemdheid, ongedurige wrevel, beklemdheid, inertie, het gevoel onontkoombaar gevangen te zitten in een onveranderlijk lot: dat zijn de dominerende gevoelens bij Tor, die zich naarmate de dag vordert alsmaar duidelijker aftekenen en alsmaar zwaarder op zijn gemoed gaan wegen.
Parallel daarmee is het meest markante gebeuren tijdens die beroerde dag