Men onderschat het ‘toneelspelen’ niet door erop te wijzen dat het essentiële ervan ophoudt te bestaan, als het doek na de vertoning gevallen is. Wat ervan overblijft voor een objectieve benadering, is het werk van de schrijver. Wie esthetische maatstaven aanlegt, hoeft er zich niet om te bekommeren of het volgens de mode en smaak van een bepaalde tijd speelbaar heet. De waarde van de dramatische meesterstukken die tot ons aller erfgoed behoren, ligt in hun tekst en kan alleen door vergelijking van teksten aangetoond worden. Van dat standpunt uit gezien, bezitten wij weinig dat de vergelijking met wat in vreemde talen verschijnt kan doorstaan. Daarom verheugt het ons dat Er valt een traan op de tompoes kon worden uitgegeven en als leesstuk boeit en inneemt tot de laatste bladzijde, al kan over het slot verschil van mening ontstaan.
Naar het negentiende-eeuwse spraakgebruik zou men het werk een blij-eindigend drama mogen noemen. Maar dan zou een oppervlakkige indruk het op de bezieling, de visie van de schrijfster halen. De misvatting is mogelijk omdat de gesprekken van de personages in zo'n levendige, sprankelende taal gesteld zijn. Bij een vlug lezen, zonder nadenken achteraf, kan het laatste toneel overkomen als een toegeving aan het publiek, dat, voorbereid op een noodlottige afloop, toch met een hoopgevend vooruitzicht gerustgesteld wordt.
Laten wij nu samenvatten waarover het gaat. Voor de rolverdeling komen slechts vijf acteurs in aanmerking. Een zekere Ben, die zwaar ziek in een ziekenhuis lag, is daar op Hemelvaartsdag kunnen ontsnappen en naar huis komen, zonder dat het opgemerkt werd. Zijn vrouw Sofie en dochter Lennie vinden dat ongepast, want hij brengt hun programma voor die vrije dag in de war. Alleen zijn schoonzoon Tim begrijpt en aanvaardt het. Hij is technicus, geen intellectueel, en kan zich nog in het geval van een ander verplaatsen.
Twee dagen later komt Bens vriendin Heleen hem bezoeken, wat natuurlijk zijn vrouw tegen hem opzet, te meer daar Heleen hem zal medenemen naar een strandhuisje, waar hij nogeens de zee kan zien, alvorens weer naar een ziekenhuis te vertrekken waar hij door een andere specialist behandeld zal worden. Maar reeds 's anderendaags is Heleen daar terug, in paniek van het huisje weggevlucht, omdat zij vreesde dat Ben zelfmoord gepleegd had. Daar blijkt evenwel niets van aan. Ben was alleen diep ingeslapen en komt nog even naar huis, alvorens naar die nieuwe kliniek te gaan, waar hij misschien zal genezen.
‘Heleen: 't lijkt nou wel een blij einde, maar dat is het niet. 't Is het begin van een veel langer en akeliger einde.’
En dochter Lennie zegt tot Tim: ‘Zullen wij dan maar naar het safaripark