Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125(1980)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 502] [p. 502] Robin Hannelore / Drie Kempense zomerliederen I Het uur dat de mieren hun bruidsvlucht hielden Schrok ik op uit mijn hazeslaap Want plotseling schonden koortsachtige meeuwen En verwoede spreeuwen het luchtruim Overal langs het huis op hetzelfde ogenblik Moe van het eeuwige melken der bladluizen Joegen de werksters de gevleugelde koninginnen En pietluttige mannetjes het nest uit Een dichter is ten slotte een zwaluw Spelenderwijs en kirrend wacht hij Op de onnoemelijke bruidsvlucht der woorden Maar eensklaps zijn er te veel Veel te veel waanzinnig veel. [pagina 503] [p. 503] II Als de gevlekte aronskelken en de vlasleeuwebekken Alle insekten weer laten vliegen Dan laat ik mijn opgekropte woorden los Woede en liefde over jouw hoofd Want de zomer moet hard worden van vruchten En later moet de zon milde stralen door het vlees jagen Anders is het zwerven der hemelsbijen doelloos En schijnwonderen hebben geen zin Nooit zal iemand de samenhangen zien Zoals de dichter ze in het web van zijn handlijnen Vangt leegzuigt en laat hangen In de trage winter van het papier Er zijn geen goden meer liefste Laat me het stuifmeel van mijn geloof Op je zachte stampers strijken Tot ze zwanger zijn van betekenissen Wat is poëzie anders dan bestuiven tegen de hel op Duivelsbeet en godsgenade telkens weer Om uiteindelijk het geheim te ontraadselen Als de nieuwe lente komt? [pagina 504] [p. 504] III Nu de loofbossen als blauwbessen Aan de lange einders groeien En honderden eendagsvliegen pogen Door mijn ogen naar de hemel te vliegen Nu ellendig traag het wit van de bloesems Naar de rode bramen groeit En de roofvogels op de vleugels van de vlinders Elke stem doen verstommen Nu de scherpe geur van koeiedrek En de zoete stank van de wants in mijn haar De zomer zo geslachtelijk gespannen Zo draaierig beroezend maken Nu weet ik liefste dat liefde is Een van god en gebod verlaten klaploper Het krankzinnige duivelsnaaigaren Dat met ontelbare vleeskleurige knoopjes Ons samendraait twee zielige droogbloemen In de fonkelende kristallen vaas van de winter. Vorige Volgende