Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125
(1980)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 487]
| |
Christine D'haen / Zon1.
Zooveel licht zooveel licht
begint heel vroeg hoog boven
lijsters vanuit de hoven
juichen
Tijd giet zijn uren uit
uren uren
zooveel, niet meer
De ronde zon verreist
over ons hoofd en stort
in stond op stond zijn grondeloozen stroom
chromosynchrocyclotronGa naar voetnoot+
eeuwig, maar kort
Zijn gaaf gelaat
verbreidt laatst puurst onweerhouden goud
zinkend, doch laat
laat ons
laat voor den nacht ons
langzaam, zie, stilaan
volmaakte maan.
| |
[pagina 488]
| |
2.
Zijn
oogverblindend offer van zichzelf zijn
kernwerk oostelijk en openlijk en overvol zijn
alles altijd overal
zoo onomkeerbaar onontkoombaar
zijn
uit ondergronden wil
uit ondermonden welt
uit ondergronden zwelt
het zoön
wordt dan
van lichtlustlevenliefklankkleurlooplach
de bron, de oorsprong
wat vloeit en bloedt
vermenigvuldigt hij, zij
soepel ontplooit de logos, aller geluk en welzijn
echter gewillig ontwezende moet
alles als al
neerzijgt
de moe-
de
| |
[pagina 489]
| |
3.
Als allesgevend eensklaps elk
ontboezemend, bemoederend en vadermild,
het gudsend goud
de zon ontvonkt
- eenzaam is
zoo hoog en moederziel
wiens lichaam van materie splijt
tot vleesch en zich verleeft -
Als ongestelpt zijn goudenst weerlicht klimt
zijn oeverloos al-overstroomend vuur
zijn innigst binnenwaarts
groot oog in oog verdooft
één ogenblik verlangt
van reuk en rauwen smaak
en ademtocht het hart.
|