Kroniek
Albert Westerlinck / Bespiegelend proza
I. Karel van de Woestijne
Het was sinds vele jaren bekend dat de schilder Gustave van de Woestijne memoires had geschreven over zijn ietwat oudere broer Karel, over hun gemeenschappelijke jeugd in het vaderhuis, later te Latem, tot aan hun huwelijk. Ze mochten trouwens door enkele schrijvers over de grote dichter geraadpleegd worden. Thans, meer dan dertig jaar na de dood van de schilder, worden zij uitgegeven: Karel en ik. Herinneringen (Elsevier-Manteau, Brussel). Het grondgevoel van het boek is een zeer diepe broederlijke liefde. De stijl is weliswaar banaal, de verteltrant is gemoedelijk, anekdotisch, soms sentimenteel, maar ook wel eens humoristisch. Als document over Karel van de Woestijnes psyche, zijn jeugdbelevingen, zijn verblijf te Latem enzovoort, is dit boek zeer belangrijk. De gegevens die men vindt in de studies van P. Minderaa, M. Rutten en uw dienaar worden hier bevestigd en verrijkt. Gustave vertelt over het vroege afsterven van vader, de zorg van moeder en haar vroeg sterven, over het karakter van Karel, zijn eerste artistieke proeven, zijn ziekelijkheid, melancholie, dandyisme, religiositeit enz. De memorialist evoceert zeer stemmig het verblijf van beide broers in het kunstenaarsdorp St.-Martens-Latem met hun vergiliaanse natuurliefde, de landelijke sfeer, kostelijke typeringen van Jules de Praetere, Georges Minne, De Saedeleer, Albijn van den Abeele. Veel van de achtergronden van Het Vaderhuis en de Laethemse Brieven over de Lente worden min of meer onthuld. Verder vertelt Gustave over Karels huwelijk in 1904 en, in snel tempo, over zijn leven tot 1919. Hij voegt er enkele brieven aan toe die zijn broer en hij hebben gewisseld.
Het verhaal bevat heel wat Gentse dialectwoorden, die door de anonieme uitgever niet werden verklaard.