Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125
(1980)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| |
2.geruisloos
vergaan haar dagen
naast de grijsgeworden
telefoon.
de bel gaat over.
eens per week.
zijn stem bedwelmt
haar buik. zij houdt
haar oren dicht en
met gesloten ogen
ziet zij in de zijne
een oud verkreukeld
meisje willoos
wachtend.
| |
3.zij wacht
verwordend tot een
omhulsel van tropische
vochtige dromen.
oplossend tot iets
doorzichtig vloeibaars
- vruchtwater of zaad
in een steriele kolf -
dat wegdrupt in de tijd.
langzaam verwelkend
en wachtend
niet meer wetend
waarop en waarom.
| |
4.de tijd verslijt.
er vallen overal
gaten. iets wordt
steeds meer niets.
leeg. onherstelbaar.
| |
[pagina 441]
| |
5.de telefoon blijft
zwijgen. haar adem
bevriest en weer
verliest zij meer
dan een kind een
vader een naam.
ijsbloemen smelten
in tranen.
| |
6.wachtkamers
doen aan doodgaan
denken.
ademloos de tijd
uitrekken tot je
een deur doormoet
de pijn tegemoet
tot waar je hart
niet meer klopt
in je keel en nergens.
| |
7.de telefoon.
- ik kom - zegt hij.
zij kijkt in de spiegel
trekt een grijs haar uit
bedenkt vrolijke woorden
legt haar plastic glim-
lach klaar en doodt de
tijd met nagelbijten.
|
|