door lees-, studie-, en levenservaring verrijkende, en mede door cultureel-sociologische en karakterologische factoren bepaalde, dynamische literatuuropvatting.’ En dan vervolgt Martien de Jong: ‘Daarom is het mij ook niet gelukt voor dit boek een waterdichte indeling te vinden naar typen van critici, of naar kritische methoden. Het catalogiseren van kritische attitudes is waarschijnlijk even moeilijk als het catalogiseren van existentiële ervaringen.’
Wanneer De Jong opmerkt dat hij geen ‘waterdichte indeling’ heeft kunnen vinden naar typen van critici, lijkt me dat heel eufemistisch uitgedrukt. Zijn typologie vormt naar mijn mening een zwak punt in zijn boek. Vooral met de categorie ‘vrije interpreten’ heeft hij, ondanks de subcategorisatie binnen die noemer, de grootste moeilijkheden. Die categorie omvat bij hem veel te veel verschillende kritische attitudes en lijkt me daarom onhanteerbaar.
Zo'n ‘waterdichte indeling’ zal wellicht altijd een vrome wens blijven, maar een bevredigender typologie zou naar mijn mening ontworpen kunnen worden op basis van M.H. Abrams' studie The Mirror and the Lamb: romantic theory and the critical tradition (1ste druk 1953), een boek dat De Jong in een voetnoot vermeldt. In zijn inleiding onderscheidt deze Engelse hoogleraar vier soorten theorieën over kunst: mimetische, pragmatische, expressieve en objectieve. Op basis daarvan zou men de goed hanteerbare indeling kunnen maken in objectieve, expressieve, mimetische en pragmatische kritiek. Type-zuivere voorbeelden zullen slechts sporadisch aanwijsbaar zijn, maar men zou kunnen zeggen: ‘objectieve’ critici richten hun aandacht primair op het object, het literaire werk zelf, ‘expressieve’ critici tonen vooral belangstelling voor de creatieve krachten van de schrijver die in het werk naar voren komen, de ‘mimetische’ critici houden zich vooral bezig met de relatie tussen literair werk en de (waarneembare en/of ideale) werkelijkheid en de ‘pragmatische’ critici tenslotte hebben in eerste instantie oog voor het effect van het werk op de lezer.
Aan een aantal aspecten van Martien de Jongs rijke studie is in het bovenstaande geen recht gedaan. Zo bevat zijn boek talrijke boeiende en genuanceerde typeringen van Vlaamse en Nederlandse literaire critici, onder meer van de ‘synthetiserende vrije interpreet’ Albert Westerlinck, de hoofdredacteur van dit tijdschrift.
Afgezien van enkele bezwaren tegen deze studie, ben ik van mening dat Martien de Jong met zijn Over kritiek en critici een waardevol, interessant en stimulerend boek heeft geschreven, de vrucht van jarenlange specialisatie.