Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125(1980)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] Pieter G. Buckinx / Gedichten De haven slaapt De haven slaapt. James Ensor gaat voorbij. De visserssloepen wiegen in de nevelgloed van nachtelijke lampen. Het water spiegelt in een kring van licht de trage vleugelslag van de vermoeide wolken. Verloren in zijn mantelplooien gaat Ensor hier voorbij. Hij daalt de helling af en plukt de zeegeur uit zijn baard. De maan valt uit de nevelgloed en tekent maskers, poedergoud en bloemen op zijn hoed. [pagina 330] [p. 330] Het wordt tijd om te gaan Denkend aan Maurice Carême Het wordt tijd om te gaan, de bekers zijn leeg, de jachthond is gestorven. Hoor, de misthoorn in de verte. De sterren zijn gedoofd, De maan breekt verroest door de nevelwolken. Gij vraagt mij hoe laat het is. Het wordt tijd om te gaan, nu de duisternis valt. [pagina 331] [p. 331] Een reisgezel voor Raphaël Bij een kinderportret (1947) van Jan de Smedt Reeds voor de zee gereed: een ronde zonhoed, kopergeel, omzoomd met zachtblauw lint. Een vlekkeloze hand strooit uit een schilderdoos verloren voorjaarskleuren op uw kin en keel. Rood als een kamerroos verbergt uw kinderhemd het immer sneller roepen van uw bloed. En wat beroert uw mond waarop ik prinselijke woorden raad? Uw ogen keren nederwaarts alsof gij luistert naar een liefelijk gebed. Envoi En nu, na zoveel tijd, nu gij een man geworden zijt, trilt bijna hoorbaar in uw stem het vers van Marnix Gijsen na: mijn vadertje, hij was rechtvaardigheid. Vorige Volgende